In mijn werk als praktijkbegeleider van studenten van de politieacademie, maak ik samen met deze studenten veel leuke en minder leuke dingen mee. Hiernaast ben ik als brigadier werkzaam in het wijkteam Hoogvliet/Pernis van de Eenheid Rotterdam. Als Twitcop @J_Waasdorp twitter ik hierover. Mijn belevenissen en ervaringen zet ik in verhalen in een blog en deze kunnen door iedereen worden gelezen. ©2012 Jan Waasdorp.
vrijdag 27 december 2013
Reanimatie door studenten 1205.
Van klas 1205 van de academie in Rotterdam werken zes studenten in district Zuid. Samen met twee collega begeleiders is het mijn functie om deze studenten in hun praktijktertielen te begeleiden. Tijdens één van deze tertielen (een periode van vier keer vier weken) hebben de studenten de stage Noodhulp1. Tijdens Noodhulp1 gaan wij samen met twee studenten surveilleren en krijgen we van de meldkamer meldingen met de prio 2. Dit zijn wat minder ergere meldingen, maar voor de burger die bij een dergelijke melding betrokken is niet minder belangrijk. Bij meldingen met deze prioriteit moet er binnen 15 minuten een politiepersoneel aanwezig zijn.
Tijdens het tertiel waarin de studenten tijdens de Noodhulp1 stage worden begeleid, wordt er ook van hun verwacht dat zij hun eerder opgedane competenties onderhouden. Dat klinkt erg, maar wil niet meer zeggen dat zij dat wat zij al geleerd hebben moeten blijven doen en oefenen. Zij blijven dus verkeerscontroles houden, maar blijven ook in de wijk lopen. Aangezien zij al enige straatervaring hebben, gaan zij in deze periode ook zonder begeleiding de straat op. Gewilde plaatsen om te lopen zijn vooral plekken waar veel mensen zijn. Daarbij wordt dan vooral gedacht aan de winkelcentra die in het gebied van district zijn. Doordat er veel mensen zijn is het wat gezelliger om te lopen en je hebt nog al eens aanspraak. Uiteraard horen de collega’s die op straat lopen ook al het radioverkeer dat er tussen de meldkamer en surveillance-eenheden is. Omdat een winkelcentrum niet groot genoeg is om lang te lopen, surveilleerden de studenten ook in de omgeving van het winkelcentrum toen zij een melding hoorden die aan één van de surveillanceauto’s gegeven werd. Het betrof een melding van een reanimatie in de straat waar de studenten op dat moment liepen.
Het betrof hier wel een prioriteit 1 melding, daar moet wel direct politie naar toe. Direct namen de studenten contact op met de meldkamer en lieten weten dat zij in de straat waren. Aangezien de meldkamer wist dat het hier om studenten ging, wilden deze in eerste instantie nog tegen de studenten zeggen dat zij niet ter plaatste mochten gaan. Toen ik dit hoorde heb ik contact met de meldkamer opgenomen en de beslissing genomen om de studenten wel te laten gaan. Uiteraard ben ik wel direct ter plaatse gegaan. Toen ter plaatse bleek dat betrokken persoon nog niet gereanimeerd hoefde te worden, hadden de studenten al wel maatregelen genomen en de mevrouw gerust gesteld, voor zover dat mogelijk was.
Terwijl er nog gewacht werd op de ambulance stopte de vrouw met adem halen. Direct werd de hartslag van de vrouw gecontroleerd, waarna bleek dat zij ook geen hartslag meer had. Terwijl de AED werd aangesloten kwam het ambulancepersoneel binnen. Deze hebben de reanimatie overgenomen. De studenten hebben zich toen ontfermd over de familie en bekenden die ook ter plaatse waren. Ook nadat de vrouw naar het ziekenhuis was vervoerd, zijn de studenten nog bezig geweest met de opvang van buren. Op het bureau hebben we nog een gesprek gehad met collega’s van het BOT. We hebben daarna ook nog uitgebreid nagesproken over wat er gebeurt is en wat onze ervaringen waren.
Bij deze reanimatie was ook @politiestudent aanwezig.
maandag 4 november 2013
Een bekende Nederlander. deel 1
Iedere politieman of –vrouw komt in zijn loopbaan bij de politie wel eens één of meerdere bekende Nederlanders tegen. Daar reageert iedereen dus ook weer anders op. Zoals mijn volgers vast wel weten heb ik ook tien jaar in Den Haag gewerkt. Den Haag is een stad waar veel bekende en minder bekende Nederlanders wonen. Deze doen dus hun dagelijkse boodschappen en kleding inkopen, maar zij gaan ook stappen in Den Haag. De stappers zijn ook mensen die niet in Den Haag wonen. Persoonlijk heb ik het niet op mensen die vinden dat zij alles maar kunnen doen enkel en alleen omdat zij een bekende Nederlander zijn. Ondertussen heb ik geleerd daar mee om te gaan. In mijn jongere jaren zat ik daar iets anders in. Twee van mijn ontmoetingen met bekende Nederlanders wil ik graag met u delen. Vandaag de eerste ontmoeting met een bekende Nederlandse.
In 1983 gebeurde het dat ik samen met een collega voetsurveillance had in het centrum van Den Haag. Daar kon je toen al heel gezellig winkelen, maar het aantal parkeerplaatsen was niet altijd toereikend voor het aanbod van auto’s van winkelend publiek. Er waren wel een aantal parkeergarages, maar die waren aan de rand van het centrum gelegen. Regelmatig werden wij er dan ook op “uitgestuurd” om te handhaven op parkeerovertredingen. De parkeerwachters in die tijd handhaafden alleen op het niet betalen bij parkeermeters, dus alle overige parkeerovertredingen waren voor onze rekening. Deze middag was het ruim 25 graden warm, dat betekende dus surveilleren in korte mouwen. Ook het vrouwelijk schoon dat aan het winkelen was, was op deze temperatuur gekleed. Al surveillerend zagen wij op een pleintje waar alleen voetgangers mochten komen een mooie auto van een bekend Duits merk staan. Deze auto mocht hier niet staan, dus een bekeuring was op zijn plaats. Terwijl ik de bekeuring stond te schrijven, zag ik onder de klep van mijn pet door een dame aan komen lopen die waarschijnlijk zojuist een afspraak had afgerond met een kapster die op de kappersacademie was geslaagd voor blonderen. Zij was al net zo zonnig gekleed als de zon van haar verwachtte. In die tijd was er één dame in Nederland die bekend stond om haar “voorkomen”. Het was een hoogblonde zangeres die in die tijd de hitlijsten bestormde met liedjes als “Upside down”, “Dynamite” en “Cheerio”. Toen bekend als Vanessa en nu meer als de ex-vrouw van Hans Breukhoven. Omdat ik met de bekeuring al een aardig stuk onderweg was, ging ik door met schrijven. Mijn collega, die haar kennelijk ook aan had zien komen, begon plotseling te stotteren. Omdat hij niet echt uit zijn woorden kon komen, draaide ik mij ietwat onvoorzichtig om, waardoor ik tegen hem aan stootte en hij weer met alle twee zijn benen op de aarde kwam en zijn mond weer dicht kon doen. Toen de dame in kwestie tegen hem begon te praten, vroeg hij nog aan mij of ik wel wist wie dit was. Nadat ik zijn vraag had ontweken en door ging met schrijven, tikte hij mij tegen mijn bonnenboekje en vroeg nogmaals of ik wel wist wie ik voor me had staan. Toen ik mijn blik omhoog deed, stond Vanessa daar, met een uitstraling alsof zij al wist dat haar voorkomen genoeg was om een bekeuring niet door te laten gaan. Ik moet zeggen dat het ook mij moeite kostte om haar recht in haar ogen aan te kijken. Toen zij doorhad dat ik de bekeuring, ondanks haar “voorkomen”, wel door liet gaan, nam zij deze na het geven van een verklaring in ontvangst en wenste mijn collega een prettige dag.
Labels:
bekeuring,
bonnenboekje,
breukhoven,
Den Haag,
parkeren,
surveillance,
vanessa
woensdag 16 oktober 2013
Mijn eerste verhanging.
Er zijn wel eens van die dagen dat je opstaat en dat je aan je water voelt dat het een drukke dag gaat worden. Of dat komt doordat het regent of juist doordat de zon schijnt, ik weet het niet. Deze dag had ik dat gevoel echter ook. Bij de briefing zei mijn collega waar ik die dag mee de straat op zou gaan dat hij hetzelfde gevoel had. Dan moest het wel kloppen, we zouden een hectische dag tegemoet gaan, althans dat dachten we. De zon scheen en het was een behaaglijke 20 graden. Het was in de tijd dat een mobiele telefoon nog niet bestond, zelfs een autotelefoon was een rariteit, die was aangesloten op de accu van de auto, dus niet echt “mobiel”.
Toen we terug naar het bureau gingen om te lunchen, hadden we die dag nog niet veel meldingen gehad, en al helemaal geen hectische heftige meldingen. Nadat we ons boterhammetje en kopje koffie binnen hadden, stapten we weer in de auto om de laatste uren van de dienst af te maken. Onze dienst duurde tot 15.00 uur, we hadden dus nog ruim twee uur te gaan. Even na twee uur werden we opgeroepen door de meldkamer die ons naar een straat stuurde waar een vrouw voor de deur stond die door haar man mishandeld zou zijn. Hij zou haar zelfs willen vermoorden. Dit was de melding die wij al voelden aankomen toen we die dag waren opgestaan.
Toen we met enige spoed naar het opgegeven adres reden, zagen we inderdaad een vrouw voor de deur staan die stond te schreeuwen. Het was een vrouw van buitenlandse nationaliteit die slecht Nederlands sprak. We hoorden haar nog wel hard in gebroken Engels roepen:”Me husband kill. Kill me husband.” Uit die woorden maakten we op dat de melding van de meldkamer dus wel klopte. We zagen dat het ruitje van de voordeur kapot was. Er staken nog een paar scherven in het kozijn dus wij namen aan dat de deur met een klap was dicht gegooid waardoor het ruitje kapot was gegaan. Nadat wij de vrouw iets rustiger hadden gekregen, wilden wij de woning in gaan om de man aan te spreken. Met de sleutel die we van de vrouw hadden gekregen ging de deur niet open omdat er in het slot aan de binnenkant van de deur een sleutel zat. Toen ik door het kapotte raampje keek, zag ik de onderbenen van een man op de trap. Ik kon de man niet helemaal zien. Omdat wij van de meldkamer hadden gehoord dat de man zijn vrouw dood wilde maken, de vrouw had geroepen “me husband kill”, en de ruit van de voordeur kapot was, gingen wij er van uit dat de man agressief zou zijn. Ik riep de man aan en zei dat hij naar beneden moest komen. Hij reageerde hier niet op. Ik riep een tweede en een derde keer. Iedere keer reageerde de man niet. Omdat wij toch naar binnen wilden, besloot ik de deur te openen door mijn arm door het kapotte raam te steken en met de sleutel aan de binnenkant het slot te openen. Omdat ik dacht dat de man vanaf de trap misschien wel tegen mijn arm zou kunnen schoppen, stak ik snel mijn arm door het raampje en kon de deur open maken. Nog één keer riep ik de man aan en zei dat ik naar binnen zou komen en dat hij rustig moest blijven. Ik zag de onderbenen van de man nog steeds op dezelfde plaats op de trap en besloot in zijn richting te lopen. Toen ik de man helemaal kon zien, zag ik tot mijn verschrikking dat de man een riem om zijn nek had gedaan, zichzelf had opgehangen aan een buis van de verwarming en op die manier van het leven had beroofd. De vrouw kon gelukkig bij een buurvrouw binnen op familie wachten.
Het was niet de eerste dode die ik had gezien, maar wel mijn eerste verhanging. Ik was nog erg jong en wilde/durfde niet langs de man naar boven. De inmiddels ter plaatse gekomen broeders van de ambulance hadden dit al snel door. Toen zij eenmaal binnen waren om te kijken of er niemand meer boven in de woning was, werd ik door één van hun geroepen om te komen kijken. Er was iets wat ik echt moest zien. Nu kon ik niet anders dan naar boven gaan. De man was, in afwachting van de recherche nog niet weggehaald. Nadat ik alle moed bij elkaar had geraapt, ben ik de trap opgelopen. Strak langs de muur ben ik langs de man gekropen. Eenmaal boven vertelde de broeder van de ambulance dat ik dit een keer moest ervaren omdat ik in mijn loopbaan bij de politie wel vaker iets dergelijks mee zou maken. Hij heeft gelijk gekregen. Ik ben er nog steeds niet aan gewend, maar kan er nu wel mee omgaan en “gewoon” mijn werk doen.
maandag 19 augustus 2013
Bonk, bonk, bonk, ik heb er last van
In mijn tijd als wijkagent heb ik veel vreemde dingen meegemaakt. Zo gebeurde het eens dat ik eens een melding binnen kreeg over geluidsoverlast. Dit is een melding waarbij ik zelf, of anders collega’s, de geluidsoverlast moet constateren. De buren van de meldster zouden wel erg veel aan het timmeren zijn en dat vond zij toch wel erg vreemd.
Mijn eerste telefoontje naar de meldster was dus een gesprek waarin ik vertelde dat de vrouw het beste kon bellen op het moment dat de geluidsoverlast plaats vond. De meldster begreep dit en zij zou direct bellen als zij weer last had van de herrie van de buren. Enkele dagen later stond er in mijn mail weer een bericht met de vraag of ik contact op wilde nemen met de meldster. Zo gezegd zo gedaan. De vrouw vertelde dat zij de avond ervoor om ongeveer elf uur had gebeld om aan te geven dat de geluidshinder op dat moment plaats vond. Toen zij ongeveer 30 minuten later door personeel van de meldkamer werd terug gebeld, met de vraag of de overlast nog steeds plaats vond, kon zij alleen maar aangeven dat de herrie voorbij was. Hierop is er geen politie meer bij haar langs geweest.
In het kader van het motto van een wijkagent, kennen en gekend worden, besloot ik samen met een collega bij de meldster langs te gaan. Zo gezegd zo gedaan. Dezelfde middag stonden wij bij haar voor de deur. Er werd open gedaan door een nette dame van ongeveer 40 jaar. Nadat wij ons hadden voorgesteld, kregen wij binnen een kopje koffie met hete melk, waar zie je dat nog tegenwoordig, met een koekje. In het gesprek dat hierop volgde vertelde zij dat zij een alleenstaande moeder was met een dochter van 17 jaar. Zij woonde al vijf jaar in deze woning en sinds enkele weken was er een jong stel naast haar komen wonen. Dit jonge stel was volgens haar nog steeds aan het verbouwen, want zij hoorde regelmatig timmeren op de vreemdste momenten.
Omdat wij bij het opbouwen van een hennepkwekerij ook nogal eens een melding krijgen van bewoners die op de vreemdste momenten aan het timmeren zijn, besloten wij direct even aan te bellen bij de buren. Er werd niet open gedaan. Ik kon op dit moment niet anders dan de dame het zelfde advies te geven dat zij al eerder had gekregen en direct te bellen als zij weer geluidsoverlast van timmeren bij de buren had.
Twee dagen later, op een zaterdag, had ik ochtenddienst en besloot om de meldkamer in te lichten en te vragen of ik direct opgeroepen kon worden als er een melding van dit adres kwam. Omstreeks tien uur werd ik door de meldkamer opgeroepen met de mededeling dat er was gebeld en dat er weer overlast vanuit genoemd pand kwam. Direct heb ik de meldster gebeld en gevraagd of er inderdaad weer getimmerd werd bij de buren. Zij bevestigde dit, waarop ik samen met een collega ter plaatse ben gegaan. Op ons aanbellen bij de buren duurde het even voordat er werd open gedaan. De deur werd door een jongeman van ongeveer 25 jaar open gedaan. Hij stond in zijn ochtendjas en had een rood aangelopen en bezweet gezicht. Aan zijn gezicht te zien, zou je zeggen dat hij heel hard had gewerkt. Het was bezweet genoeg. Op het moment dat wij tegen de jongeman zeiden dat wij aan de deur kwamen naar aanleiding van een klacht over geluidsoverlast, kwam zijn vriendin de trap af lopen. Ook zij liep in haar ochtendjas. Gezien het tijdstip op een vrije zaterdag was dat helemaal niet vreemd. Toen zij echter de laatste woorden van ons gesprek opving, kreeg ook zij een hoofd zo rood als een tomaat. Wij werden even binnen gevraagd.
De jongelui die pas enkele weken samen woonden, deden dit meerdere malen in de week vieren door uitgebreid en wild de liefde te bedrijven. Zij deden dit overal in hun nieuwe huisje. Op de vraag waar het gebonk dan vandaan kwam vertelden zij dat het bed niet helemaal tegen de muur kon staan en dat dit, tijdens de momenten dat zij op deze plek hun lusten botvierden, tegen de muur aan bonkte. Samen met de jongelui hebben wij een telefoonboek achter het bed gedaan, waarna wij van de klaagster geen meldingen meer hebben gekregen.
dinsdag 6 augustus 2013
Een reactie op een artikel in de krant
Nu alle studenten vakantie hebben, heb ik ook eens tijd om aandacht te schenken aan berichten in de plaatselijke kranten en dan vooral die berichten die over de politie gaan. Als ik dan een kop zie staan: ‘Politie moet zich meer richten op aanpak moorden, overvallen en inbraken’, in de Rotterdam Dichtbij van 6 augustus 2013, wordt mijn aandacht direct getrokken. Een interessant artikel, laat ik dat eens gaan lezen, denk ik in mijn naïviteit. Nadat ik het hele artikel, dat slechts tien zinnen lang is, heb gelezen, neem ik even de tijd om het te laten bezinken. Soms is dat even nodig.
In het artikel stelt Arno Bonte, fractievoorzitter van Groen Links in de gemeenteraad van Rotterdam het volgende:
'We moeten kostbare politie-uren niet langer verspillen aan onzinnige zaken als het handhaven van het alcoholverbod in parken, het blafverbod voor honden of het slaapverbod op bankjes', aldus Bonte. ' Ook acties voor preventief fouilleren kunnen we missen als kiespijn. Die leveren zelden iets op, behalve een hoop ergernis voor onschuldige mensen die ermee worden geconfronteerd.'
Eigenlijk gaat het dus over prioriteiten stellen. Dat is iets wat iedere politieagent op straat zijn gehele dienst doet. Dan heb ik het uiteraard over het dagelijks politiewerk. Prioriteiten stellen in het beleid daar gaat de “gewone” politieman niet over. Hij is vooral belast met de uitvoering van de prioriteiten die door “de gemeente” en de korpsleiding worden gesteld.
Nu is er dus weer een gemeenteraadslid die, in deze komkommertijd voor de pers, iets roept dat helaas wordt opgepikt door een regiokrant.
Om de voorbeelden van dhr. Bonte maar eens bij de horens te pakken, wil ik in deze vakantieperiode daar wel eens op reageren.
Het alcoholverbod in parken, het blafverbod voor honden en het slaapverbod op bankjes, staan alle drie in de Algemene Plaatselijke Verordening. Deze Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 is door dezelfde gemeenteraad waar dhr. Bonte fractievoorzitter van Groen Links is op 11 oktober 2012 goedgekeurd en is 1 januari 2013 in werking getreden.
Met je kinderen in het park gaan spelen lijkt mij geen leuk idee op het moment dat een stel aangeschoten vervelia’s de mensen lastig vallen in het park. En op je balkon in het zonnetje zitten terwijl de hond van de buren constant aan het blaffen is en na twee uur besluit om te gaan janken, is ook niet echt bevorderlijk voor het voeren van een goed gesprek. De bankjes in hetzelfde park waar iemand met zijn kind wil gaan spelen zijn niet bedoeld om op te gaan slapen, nee die zijn bedoeld om op te zitten en op je kinderen te letten die in het park aan het spelen zijn. Met betrekking tot het preventief fouilleren, waarvan dhr. Bonte zegt dat ze gemist kunnen worden als kiespijn, vraag ik hem slechts: “Hoeveel moorden, overvallen of inbraken zijn er door het preventief fouilleren al voorkomen?”
Ik weet het niet, dat kan ook niemand antwoorden. En over de ergernis bij de onschuldige mensen, misschien kan dhr. Bonte beter aan deze onschuldige uitleggen waar het preventief fouilleren wel goed voor is en wat er allemaal mee wordt voorkomen.
Dat dhr. Bonte het niet altijd eens is met het handelen van de politie is bekend, maar hij is er toch wel voor de bewoners van Rotterdam. Als hij nu wil dat de politie de kleine criminaliteit laten vallen, laat hij dat wel op een heel erg vreemde manier gezien. De kleine criminaliteit is vaak dat waar de “gewone” mens zich het meest aan stoort en ook dat zijn de mensen waar wij als politie het werk voor doen. Laat het wel duidelijk zijn dat moordenaars, overvallers en inbrekers in Rotterdam ook niet veilig zijn. Wij, de politie, zitten ze op de hielen en zullen dat ook met grote verve blijven doen.
dinsdag 23 juli 2013
Hittegolf, hittegolf, pfffffffff
Omdat de temperatuur in het bureau overdag oploopt tot tegen de veertig graden, schrijf ik deze column om 7 uur ’s-morgens. De studenten lopen al te klagen. Ze zeggen dat de airco van het voertuig niet werkt. Ik heb ze even uitgelegd dat de ramen van de auto dicht moeten en dat de airco het dan wel doet. Eén van de studenten geeft ridderlijk toe dat hij geen verstand van auto’s heeft, die is benoemd tot oliecontroleur van het voertuig.
Met deze hitte is er een hitteprotocol ingesteld. Aangeraden wordt luchtige kleding te dragen, genoeg te drinken en vooral zware inspanningen te vermijden. Zou dat laatste betekenen dat er extra plaspauzes ingepland moeten worden, is dat met de kleding die wij dragen niet echt nodig. Het T-shirt dat wij dragen onder ons steek- en kogelwerend veiligheidsvest, moet aan het einde van de dienst eerst worden uitgewrongen, zodat het zweet niet in je tas terecht komt. Het extra vocht dat wij drinken, wordt met de kleding die wij dragen direct weer uit gezweet.
Onze collega’s van de verkeerspolitie, de motorrijders. Menigeen zou zeggen dat het met dit weer juist lekker is om op de motor te rijden. Zij vergeten echter dat onze motorrijders naast het steek- en kogelwerend veiligheidsvest ook nog lederen kleding dragen en een helm op hebben en dat allemaal voor de veiligheid. Ik heb daar medelijden mee. Het zijn namelijk echte motorrijders. In de winter als de temperatuur rond het vriespunt ligt, surveilleren zij ook op de motor met de lederen kleding. Het is niet te hopen dat de motorrijders die nu op de motor naar het strand gaan, in hun korte broekje met daarboven niets meer dan een T-shirt, een ongeval krijgen.
Het hitteprotocol zorgt ervoor dat bij evenementen door de gemeente extra water uitgedeeld wordt en dat de mensen die op straat leven voorzien worden van genoeg vocht en eten. In de winter is er het koudeprotocol worden er voor deze mensen extra slaapplaatsen ingericht.
Het asfalt wordt zo erg heet, rond de vijftig graden, dat het gaat uitzetten. In Amsterdam heeft men besloten om de bruggen te besproeien, anders gaan zij niet meer open en dicht, en kunnen de trams niet meer over de bruggen rijden. In de winter worden deze bruggen extra gestrooid, anders kan het verkeer er niet meer overheen.
Bij Schiedam stopt een trein van de NS als gevolg van een storing. Door de warmte stopt ook de airco ermee. In de winter is het te koud is en als er sneeuw ligt stoppen de treinen er ook mee.
Code geel in heel Nederland in verband met de warmte. Afgelopen winter regelmatig code rood of oranje omdat er te veel sneeuw zal gaan vallen of het te glad is.
In de auto moet je een vest aan anders is het te koud door de airco. In de winter doe je een vest aan omdat het gewoon te koud is.
Het is niet goed om met deze hitte teveel koud water te drinken, beter is het om lauw water of thee te drinken. Dat is beter voor je lichaam en je koelt sneller af. In de winter drinken we juist lauwe en warme chocomelk om wat op te warmen.
Alle gekheid op een stokje, een hittegolf is leuk voor de mensen op het strand, maar er zijn veel hulpverleners die niet in een kort broekje lopen. De gewone politieman op straat, die zijn steek- en kogelwerend veiligheidsvest draagt voor zijn veiligheid. De ME-er die naast het steek- en kogelwerend veiligheidsvest ook nog de nieuwe ME-kleding draagt dat niet luchtdoorlatend is. De verkeerregelaars die met hun opvallende kleding aan, het verkeer voor u staan te regelen. De brandweerman die een brand staat te blussen in zijn brandwerende kleding. Ik kan nog wel even doorgaan met dit lijstje, maar dat zijn de mensen die voor u aan het werk zijn. Zij maken het op straat voor u veiliger.
woensdag 10 juli 2013
Met boeven vang je boeven
Pas las ik op de Facebook pagina van de Politieacademie, bij hun notities, het verhaal van Jan Martijn, over dat hij een bekende tegen komt die links af is gegaan daar waar hij rechtsaf is gegaan. Jan Martijn is bij de politie gaan werken en deze bekende is boef(je) geworden. Hierdoor dacht ik aan iets wat mij is overkomen toen ik net bij de politie werkte.
Ik ben in mijn jeugd een boefje geweest en dat zal ik zeker niet ontkennen. Opgroeiend in de Schilderswijk van Den Haag kon dat ook bijna niet anders. In de Van Goghstraat, een straat van nog geen 200 meter, waren al twee “bendes”. De “bende” waar ik tot die tijd lid van was, bestond uit zes tot acht knulletjes van 14 tot 16 jaar. Dat was dus een bende. Eén van mijn neven was ook lid van onze “bende”. Zes jaar heb ik naast hem gezeten op de basisschool. Regelmatig hadden we ruzie, maar dat hebben vrienden ook wel eens. Toen ik zestien jaar oud was zijn mijn ouders verhuisd. Ik kon stampvoeten en gillen zoveel ik wilde, zelfs dreigen met weglopen, maar omdat ik echt niets had in te brengen, ben ik dus braaf mee gegaan. Mijn vrienden heb ik hierna niet veel meer gezien.
In de periode voor Oud en Nieuw deden ook wij aan kerstbomenjacht. Vechten met stokken en kettingen om een naaldloze kerstboom te bemachtigen die een paar dagen later met zijn familieleden op een stapel kwam te liggen om in één mooie steekvlam het nieuwe jaar in te luiden.
Tijdens de jaarwisseling hadden wij het aan de (wapen)stok met de politie. Het gevoel van een wapenstok op mijn rug is mij niet onbekend. Als ik later de van dienstwege verstrekte wapenstok ter hand nam om een schermutseling uit elkaar te drijven, wist ik dus wat ik iemand aandeed.
Mijn tweede Oud en Nieuw bij de politie had ik nachtdienst in de Schilderswijk. Dit was de eerste keer dat ik de jaarwisseling van de “andere kant” mee maakte. Ik was verschrikkelijk onder de indruk en zal dat ook nooit meer vergeten. Na de Kerst vier diensten tot 04.00 uur en deze cyclus afsluiten met een nachtdienst. De dagen hierna heb ik spierpijn gehad van het vechten. Er werd van ons verwacht dat wij zouden voorkomen dat de kerstbomenjacht houdende groepen jongeren met elkaar op de vuist zouden gaan. Het gevolg was dat de politie de tegenpartij van iedereen was en de jongeren samen tegen de vijand gingen vechten. Een (ME)helm heeft voor mij menig steen opgevangen.
Tijdens de jaarwisseling werden er veel dingen vernield, maar er werden ook oude rekeningen vereffend. De eerste dagen van het nieuwe jaar werden er veel aangiftes opgenomen door de recherche. Van veel feiten was de dader bekend. Aan meerdere collega’s kon ik merken dat er binnenkort iets spannends stond te gebeuren. Op 4 januari kwam ik om half zeven in de ochtend op mijn werk. Voor mij geen vreemde tijd, ik vind het prettig iets eerder op mijn werk te zijn, maar het viel mij deze ochtend op dat er ook al collega’s in de kleedkamer stonden die normaal pas tegen zevenen door de poort kwamen. Nadat wij ons hadden omgekleed werden wij in koppels ingedeeld en kregen wij per koppel een arrestatiebevel. De daders van de vernielingen en mishandelingen die tijdens de jaarwisseling waren gepleegd moesten thuis worden opgehaald. Ik zag dat het adres op mijn arrestatiebevel om de hoek was van de Van Goghstraat. Dat was niets bijzonders, het was namelijk de wijk waar ik werkte. Maar toen ik de naam van de verdachte zag schrok ik wel even. Het was namelijk mijn neef die moest worden opgehaald voor een zware mishandeling. Toen één van de ervaren collega’s mijn gezicht wat wit zag wegtrekken vroeg hij aan mij of er iets aan de hand was. Gelukkig konden we de arrestatiebevelen omruilen zodat wij een andere verdachte thuis konden gaan ophalen. Later bleek dat mijn neef nog getracht had om te vluchten door van twee hoog uit het raam te springen wat door collega’s werd voorkomen.
Ons kent ons en wat is de wereld klein, dat zijn de woorden die door mijn hoofd gingen.
vrijdag 28 juni 2013
De grijze kop met haar.
Vanmorgen keek ik naar een aflevering van “Van Speijk” een politie serie die zich afspeelt in Amsterdam. Ik weet niet hoe het komt, maar moest ineens denken aan iets dat mij jaaaaaaren geleden is overkomen.
Het was zondagochtend, half zeven, ik stond mezelf om te kleden. Naast me stond Ronald. Hij was vroegûh mijn coach, mentor heette dat in die tijd. Een echte Hagenees, net als ik opgegroeid in de Schilderswijk. En nu ook werkzaam in deze wijk. Ons kent ons en met boeven vang je met boeven. Ik zat nog geen maand op straat. Ik moest bij een optreden op straat nog achter hem staan. Niet omdat hij mij niet vertrouwde, maar omdat ik het nog moest leren. En er was geen betere manier om het optreden van de mentor te “kopiëren”, dacht men toen. De eerste maand achter je mentor, de tweede maand naast de mentor en de derde maand mocht je het woord doen, en dit is niet figuurlijk. Nu doen we dat echt anders.
Deze zondagochtend stond ik dus in de kleedkamer, terwijl ik nog steeds in mijn onderbroek stond, vroeg Ronald of ik de avond ervoor naar een feestje was geweest. Ik voelde me betrapt, ik had niet zoveel gedronken, maar het was kennelijk toch te merken. Eerst gingen we een verplicht bakkie koffie drinken. Nadat we de bijzonderheden van de afgelopen nacht hadden doorgenomen, maakten we ons klaar om de 0103 te gaan bemannen. Omdat hij had gemerkt dat ik naar een feestje was geweest moest ik voordat we de surveillanceauto instapten even blazen op een blaaspijpje, kijken of we wel mochten rijden. Of het serieus was of dat er een groentje in de maling genomen kon worden, wist ik toen niet en nu nog niet. Het buisje werd niet groen, dus ik mocht de straat op. Ik nam plaatst op de stoel voor de bijrijder, dus ik had voor niets geblazen, toch in de maling genomen.
We waren al even onderweg en het werd tijd om even een boterham te eten. De zondag begon, ook in de Schilderswijk van Den Haag, altijd rustig. Pas rond 11.00 uur begon het te leven in de wijk. Iedereen was dan uitgeslapen en met lekker weer kwamen ze straat op.
In de Schilderswijk stond ook de eerste moskee van die tijd. We waren dus al op de hoogte van Moslims en ritueel slachten. We hadden het nog nooit mee gemaakt. Aan de hoeveelheid mensen op straat was te zien dat missen in de verschillende kerken en de moskee snel zouden beginnen.
Onderweg naar het bureau zagen we op de stoep een doorzichtige vuilniszak liggen met daarnaast een jute zak. De jute zak zag eruit alsof hij doordrenkt was met bloed, en in de plastic zak zat een grote hoeveelheid drab. Onze nieuwsgierigheid werd wakker en Ronald parkeerde de auto aan de linkerkant van de straat. De auto stond zo dicht bij de stoep dat ik vanuit de openstaande deur de zakken bijna kon aanraken. Toen ik de deur open deed, zagen wij dat de jute zak inderdaad doordrenkt was met bloed. We zagen de ergste scenario’s al voor ons. Nadat ik met knikkende knieën was uitgestapt liep ik gespannen als de snaar van een boog naar de zakken toe. Van dichtbij zagen wij dat de in de plastic zak een grote hoeveelheid ondefinieerbare drab zat. De jute zak, inderdaad doordrenkt van het bloed, zat niet dicht geknoopt maar was dicht gevouwen. Met mijn wapenstok probeerde ik de zak te openen. Na enig gefrommel lukte het om de zak open te krijgen. Tot mijn schrik zag ik iets wat leek op een hoofd met grijs haar. Ik zag het allemaal al voor me, het in stukken gehakte lijk van een oude man of vrouw. Van schrik liet ik mijn wapenstok vallen. Mijn mentor kwam dichterbij en gelukkig zag ik dat hij ook grote ogen kreeg van wat hij zag. Toen we de jute zak open hadden en eens goed keken, zagen wij dat het de kop van een schaap was. Er was dus een schaap ritueel geslacht en het slachtafval was in twee zakken op straat gedumpt. De twee zakken konden we laten ophalen door de reiniging. De plastic zak bleek vol te zitten met ingewanden.
Nadat we waren bijgekomen van de schrik en de zakken waren opgehaald, konden we een boterham gaan eten. Toen ik een hap nam van mijn boterham, waar mijn moeder lekker worst op had gedaan, heb ik wel even extra moeten slikken om dit naar binnen te krijgen.
donderdag 20 juni 2013
Levenslange gevangenisstraf door een politicus.
Zoals ik al eens eerder heb aangegeven, heb ik in het begin van mijn enerverende carrière bij de politie in Den Haag gewerkt.
Na drie maanden aan een stagebureau in de Schilderswijk werd ik in het centrum van Den Haag geplaatst. Mijn kledingkast werd in het bureau Jan Hendrikstraat gezet. Dit was het districtsbureau van het toenmalige district 1 van de gemeentepolitie Den Haag.
Als regeringsstad stond Den Haag bekend om zijn vele demonstraties. Als er bij een demonstratie problemen werden verwacht, werd er uit de hele stad collega’s opgetrommeld. Deze problemen konden bestaan uit maandverband gooiende moeders tegen abortus tot grote rellen bij demonstraties van studenten tegen het besluit dat er in collegezalen op de universiteit geen koffie meer gedronken mocht worden.
Het kon dus niet lang duren en ook ik zou bij een demonstratie worden ingezet. Koud een week werkte ik in het centrum en de eerste demonstratie waar ik bij werd ingezet was een feit. Uit de hele stad kwamen collega’s, er werden namelijk veel problemen verwacht. De Mobiele Eenheid werd op de achtergrond paraat gehouden.
Dit keer kwam de minister van defensie van de Verenigde Staten op bezoek, minister Weinberger. Omdat Amerika een land is dat door veel mensen gezien wordt als “de vijand” wordt er bij een bezoek van een minister uit dit land dus extra veel personeel ingezet.
De echte hippies uit de jaren 60 waren ondertussen vervangen door krakers, en dat was een groep demonstranten die inderdaad nogal eens voor problemen konden zorgen. Er was informatie dat er een grote groep krakers aanwezig zou zijn.
De collega’s die in het centrum werkten, werden bijna wekelijks ingezet bij demonstraties. Dit waren nu dus de collega’s die mij gingen leren hoe op te treden bij demonstraties. In de kantine heerste al een ietwat gespannen sfeer, de beruchtheid van de krakersbeweging in de jaren tachtig bracht al wat spanning met zich mee. Op het Binnenhof waren de hekken al geplaatst, die moesten voorkomen dat er demonstranten de regeringsgebouwen binnen konden komen. Wij, de politie met de platte pet, werden achter deze hekken geposteerd. Wij zouden dus voorkomen dat de demonstranten daadwerkelijk over de hekken heen zouden klimmen of dat zij de hekken zouden verplaatsen en op die wijze de gebouwen in zouden gaan. Samen met een collega stond ik, behoorlijk stijf van de zenuwen, bij mijn eerste demonstratie, recht voor de ingang van het tweede kamer gebouw. Een grote jongen die ons voorbij zou komen.
De schreeuwende krakers en overige demonstranten stonden op een afstand van ongeveer twee meter. Als belichaming van het gezag waren wij de personen waar zij hun ongenoegen bij moesten laten blijken. Nadat wij tegen meerdere mensen hadden gezegd dat zij afstand moesten houden en zeker niet aan de hekken moesten gaan staan trekken, kwam er na ongeveer een uur een man aanlopen die het nodig vond om twee hekken los te maken, waarna hij in de richting van de deur van de Tweede Kamer liep. Omdat wij moesten voorkomen dat er onbevoegden de Tweede Kamer in zouden gaan, spraken wij de man direct aan. Eerst deed hij alsof hij ons niet hoorde, waarna wij de man bij zijn arm pakte. Hierop draaide hij zich om en zei dat hij naar binnen moest. Toen wij vertelde dat hij naar binnen kon, maar dat wij eerst een legitimatiebewijs wilden zien, omdat er alleen maar personen naar binnen mochten die er vandaag echt iets hadden te zoeken, zei hij dat hij dat niet nodig vond omdat hij naar de Tweede Kamer moest om de vergadering bij te wonen en wilde alsnog doorlopen. Mijn collega, die al veel vaker bij demonstraties had gewerkt, stond iets korter voor de kar dan ik, ik kan wel zeggen dat mijn teugels in de loop der jaren ook wel een stuk korter geworden. Wij pakten de man met wat meer overtuiging vast en vertelden dat wij toch echt een legitimatiebewijs wilden zien. Toen de man ook nu niet wilde meewerken, besloten wij hem terug achter de hekken te zetten. Dat ging niet direct zonder slag of stoot. Nadat hij door ons daar was gezet, kwam er alsnog een legitimatiebewijs en bleek de man een Tweede Kamer lid van de PVDA te zijn. We hebben dit wel eerst moeten navragen, want zijn stoel in de Tweede Kamer stond in de achterste rij en zijn bekendheid was op de schaal van 1 tot 10 ongeveer een 3.
Een dag later las ik een artikel in de Haagse Krant waarin de naam van de politicus genoemd werd, had hij tenminste ook weer eens publiciteit. Waarschijnlijk was het hem hier omte doen geweest. Ook stond erin dat hij geen aangifte ging doen, want hij vond levenslange gevangenisstraf wel erg veel. Pffffff wat waren blij dat hij dat niet wilde doen ;-)
Artikel 121 Wetboek van Strafrecht: Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vergadering van de beide kamers der Staten-Generaal of van een van deze uiteenjaagt of tot het nemen of niet nemen van enig besluit dwingt, of een lid, een minister of een staatssecretaris uit die vergadering verwijdert of opzettelijk verhindert die bij te wonen of daarin vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren
vrijdag 14 juni 2013
Een spannende huiszoeking in alle vroegte
Oké, vroeg uit bed heeft voor- en nadelen. En voor een huiszoeking maakt het niet uit hoe laat je uit je bed moet. Om kwart over drie ’s nachts tsjilpen de vogeltjes al door de slaapkamer. En nee, deze komen niet van buiten maar uit de Philips wake up light. Tijd om uit bed te gaan en naar het bureau af te reizen.
Op het bureau aangekomen is het tijd om om te kleden. Sinds negen maanden zijn we actief bij de politie en werken nu een kleine maand in de praktijk. Een nieuw avontuur. Een baan om criminelen te vangen. Die hopen we vandaag dan ook te pakken. Vandaag geen voet surveillances of administratieve rompslomp. Nee het is tijd voor het echte werk. Vijf studenten met onze praktijkcoach op pad naar Tilburg. Kunt u het zich voorstellen? Vijf jonge stuiterballen in een bus met de praktijkcoach op leeftijd. De eerste tien minuten verlopen gelukkig nog rustig. Dit verandert echter snel als mister Cola zijn eerste blikje opentrekt. Na de eerste twee slokken kun je de suikerlucht door de hele bus ruiken en het feest kan beginnen. Mister Cola is niet meer te stoppen. Arme praktijkcoach. Of zoals hij zelf zegt: “Het geheel heeft een ietwat rommelig karakter”.
Aangekomen op het bureau in Tilburg is het tijd voor de briefing. Na een doolhof van gangen in een vreemd bureau staan we weer buiten op pad naar de criminelen. Drie panden waren toe aan een bezoekje en de aanwezige collega’s waren verdeeld. Per team twee studenten. Studenten om te rennen, beuken en vliegen en later bleek ook typen.
Op weg naar het pand wordt het toch rustig in de bus. Het echte werk gaat beginnen, geen Flikken Maastricht of Baantjer. Echte huizen, een echte verdachte en echte aanhoudingen. De spanning neemt toe als we dichter bij het pand aankomen. Het navigatiesysteem geeft nog 200 meter aan en alle zintuigen staan op scherp. We verminderen vaart en komen rustig tot stilstand op 50 meter van het huis. De tweede auto stopt ook en collega’ s in burger stappen uit. De straat ziet er verlaten uit. Hier en daar gaat het gordijn een stukje open. Daar hoeven we geen aandacht aan te geven. Het is van belang om de toegangswegen van en naar de woning te bewaken. Een vrouwelijke collega klimt als Jane over een schutting met pinnen om de deur van binnenuit te openen. De achterkant van het huis is bemand. Ik kijk op mijn horloge. Bijna 07:00 uur. Nog even wachten. De seconden tikken traag weg. Zelfs op mijn horloge die 1/5e van een seconde aangeeft lijkt het eeuwen te duren. Iedereen staat op scherp. De hulpofficier kijkt achterom of iedereen klaar is en geeft het teken. De laatste meters worden afgelegd. Hier is het pand. Harde vuistslagen op de deur verstoren de rust in de verlaten straat. Een vrouwelijke bewoonster doet verschrikt open. Politie! Na een paar tellen staan we boven. Als je de hartslagen van iedereen zou kunnen horen zou het lijken op een concert van Slagerij van Kampen. Een deur zwaait open, hysterische mensen komen hun kamer uit. Daar heeft niemand boodschap aan. De verdachte wordt in zijn slaap verrast, aangehouden en afgevoerd. Pfff, dat is achter de rug. Op adem komen. Terwijl de andere collega’s het huis doorzoeken, rijden we met de verdachte terug naar het bureau. Daar zien we onze mede studenten weer. Het is tijd om verhalen uit te wisselen. Bij de andere panden was het iets minder makkelijk gegaan. Toch nog een beetje Flikken Maastricht, naja Tilburg dan. Deuren openrammen met een stormram, een verdachte die liever door het huis op en neer rent dan mee gaat. Iedereen is ongedeerd gebleven en kan vanavond weer z’n eigen schoenen thuis brengen. Na het transport keren we terug naar het pand. Doorzoeken dat huis, zo luidt het commando. De handschoenen gaan aan en de zintuigen staan op scherp. Bij elke zwarte koffer heb ik het gevoel dat er 500 kg wiet of minimaal een AK-47 in moet zitten, en trek deze dan ook voorzichtig open met de blauwe plastic zweethandschoentjes. Maar helaas, de afdeling die ik mocht zoeken waren geen bijzondere zaken.
Na enige tijd halen we de verdachte weer op. Tijd om terug naar Rotterdam te gaan. De actie is geweest, op naar de administratieve rompslomp. Zoeken in de politiesystemen is een speurtocht voor gevorderden. Staat dit op de goede plek? Moeten we dat ook nog typen? Na vele printjes staat het dan toch op papier. Hoppa de krabbel eronder een inleveren. De laatste mars wordt genuttigd uit de lunchpakketten en we groeperen ons weer in onze eigen studentenruimte. Wat een dag. De verhalen worden enthousiast uitgewisseld onder het genot van een bakje koffie. Na een half uur bijkletsen taaien we af. Het einde van een mooie dag. Morgen gaan we weer verder! Ik kan niet wachten.
donderdag 6 juni 2013
Dat is veel geld
Binnen de politieorganisatie zijn heel veel bijzondere en gespecialiseerde afdelingen. In de tijd dat de gulden nog een daalder waard was, bestonden al die afdelingen nog niet.
De politieagent op straat was een soort van huisarts, die van alles iets afwist. De recherche was een specialistische afdeling, de verkeerspolitie was ook zo’n afdeling. Dan had je het bijna wel gehad. Als je als “gewoon” straatagent een bijzondere vraag had, waren dat de afdelingen waar je terecht kon. Internet bestond nog niet. Dus even iets opzoeken gebeurde in wetboeken en andere naslagwerken. De meeste collega’s hadden wel een eigen archief. Alles was hardcopy. Dat woord bestond trouwens nog niet, net als digitaal opslaan. Dit persoonlijk archief bestond uit een stapel papier, waar alleen de eigenaar van wist hoe de indeling was, als die er al was.
Omdat er weinig specialistische afdelingen bestonden, deden de straatagenten dus veel zelf. Dit varieerde van meldingen waarbij sprake was van vuurwapen gebruik, veiligheidsvesten? wat is dat dan, tot invallen in dealpanden, waarbij bekend was dat de dealer in het bezit kon zijn van een vuurwapen. Er was dan wel vaak een rechercheur bij, maar die was vaak voor het schriftelijk werk achteraf.
Zoals ik aangaf, gebeurde dit in de tijd dat de gulden nog een daalder waard was en het salaris van een politieman ongeveer 1200 gulden was. Uiteraard was de levensstandaard ook anders dan nu, maar toch was 1200 gulden in die tijd niet veel.
Er was bij een wijkagent van het politiebureau Van der Vennestraat in Den Haag een melding binnen gekomen dat er vanuit een pand in zijn wijk gedeald zou worden. En de dealer zou in het bezit zijn van een vuurwapen, dit was door een junk verteld. Zo enthousiast als wij waren besloten we niet te wachten en stapten allemaal, dat wil zeggen zes collega’s, samen met een rechercheur die wist hoe een dossier met betrekking tot het dealen van verdovende middelen moest worden gemaakt, in onze dienstauto’s en reden naar het opgegeven adres. In een televisieserie als Baantjer (met cee o cee ka) heeft u vast wel eens gezien hoe dat toen ging. Het laatste stuk allemaal achter elkaar aan rennen, om op die manier ongezien bij de deur van het pand te komen. De voorste een ram in zijn handen, zodat we direct na het aanbellen zelf de deur open konden maken. Het gebeurde in die tijd ook wel eens dat je te langzaam was met aanbellen en de collega’s met de ram de deur al open hadden gemaakt voordat er aangebeld kon worden. Het was namelijk makkelijk om op die manier een deur open te maken. Een buitendeur zat slechts op slot met een loper en was in de schilderswijk van Den Haag niet gemaakt van eikenhout. Eerder was deze deur van waaibomenhout gemaakt. De deur was dus snel open gemaakt. In de woonkamer zat de dealer nog bij te komen van de schok, toen hij naast zich ineens twee grote dienders zag staan. Voordat hij boe of bah kon zeggen lag hij met zijn neus op de grond. Het is namelijk wel zo dat iemand die misschien een vuurwapen heeft geen gelegenheid moet krijgen om hier iets mee te doen.
Nadat de dealer was gefouilleerd werd hij op een stoel bij de eettafel gezet en door de rechercheur kort gehoord over het wapen en de verdovende middelen. Hij was zich van de prins geen kwaad en begreep helemaal niet wat er aan de hand was. Na dit korte verhoor werd de man afgevoerd naar het politiebureau en begonnen we met een grondige huiszoeking.
Het vuurwapen werd al snel gevonden in de fauteuil waar de man bij binnenkomst nog in zat. Uiteraard moest er ook nog naar verdovende middelen gezocht worden.
Overal werd gezocht en alles werd binnenstebuiten gekeerd. En gelooft u mij gerust, als ik zeg binnenstebuiten dan heb ik precies gezegd wat ik bedoel. Er werd in de kussens van de bank gekeken en de eettafelstoel waar de man tijdens zijn korte verhoor op had gezeten werd ondersteboven ook eens goed bekeken. De kasten werden leeggehaald en ook achter de kasten werd gekeken.
Uiteindelijk ging er ook een collega zoeken in de slaapkamer. Plotseling hoorde ik van deze collega een schreeuw van verbazing. Toen ik naar hem keek zag ik dat hij zichzelf letterlijk tegen zijn kop sloeg. Hij stond met een kussensloop in zijn handen dat zo dik was dat er best een kussen in had kunnen zitten. Er zat echter geen kussen in. Nee het kussensloop zat vol met geld.
Na telling bleek het meer dan 10.000 gulden te zijn. Voor een agent met een salaris van 1200 gulden en een te betalen alimentatie van 400 gulden in de maand dus erg veel geld.
Later hebben we het een en ander nog eens nabesproken, evalueren en feedback stonden nog niet in de Dikke van Dale, en hebben besloten dat we het allemaal wel erg veel geld vonden. Samen met het vuurwapen en de aangetroffen verdovende middelen is het allemaal in beslag genomen en overgedragen aan de rechercheur. De spullen zijn door de rechercheur en de wachtcommandant in de kuis gedaan. Later hoorden we dat de dealer wel veroordeeld was en hij zijn spullen niet heeft terug gekregen.
vrijdag 17 mei 2013
De snuffelstage van de 1305.
Klas 1305 is begonnen in januari 2013. Als de studenten vier maanden theorie op school hebben gehad, gaan zij voor Beeldvorming Beroep, op de werkvloer de snuffelstage, de praktijk in. De studenten van de politieacademie Rotterdam worden verdeeld over de gehele Eenheid Rotterdam, dit betekent dat er dit keer acht studenten geplaatst zijn op bureau Zuidplein. Vier van deze studenten komen straks hun eerste werk tertiel werken vanaf bureau Zuidplein en vier gaan werken vanaf bureau Veranda.
De snuffelstage duurt vier weken. In deze vier weken gaan de studenten stage lopen bij de vier werkprocessen die er nu nog zijn. Iedere week is er ook een regiodag. Dat is een dag dat zij bij één van de ondersteunende diensten die de eenheid heeft een kijkje in de keuken gaan nemen.
De eerste dag moeten er wel wat logistieke dingen geregeld worden. Iedereen krijgt zijn kledingkast en uiteraard moet er pepperspray worden gehaald. In het politiebureau aan de Boezembocht is de afdeling waar dat ligt opgeslagen. Dus hups, allemaal in een busje en naar de Boezembocht om pepperspray te halen.
De eerste dag staat uiteraard ook in het teken van kennismaking. Vooral met de begeleiders. Zij krijgen een presentatie van de hoofden van de processen opsporing en wijkpolitie, waarbij al veel informatie wordt gegeven.
De volgende dag beginnen de echte stages, dus de straat op, naar de recherche of aan de balie, mensen ontvangen en in het politiebureau te woord staan.
De studenten beginnen met een paar dagen stage lopen bij de afdeling Intake en Service. Dat zijn de mensen die u ontvangen aan de balie en die uw aangiftes opnemen in het politiebureau. Als zij aan de balie zitten komen er mensen met de gekste problemen binnen lopen. Na een paar dagen hebben zij achter de balie al heel veel gekke dingen meegemaakt en gehoord. De eerste week zit er dan al op. De tijd vliegt voorbij.
De tweede week staat in het kader van de opsporing. Werken in burger is een hele andere ervaring. Er wordt ook meegekeken hoe het verhoor van een verdachte gaat en er wordt bijvoorbeeld ook uitleg gegeven hoe een dossier in elkaar zit. Blijkt allemaal best nog veel werk te zijn.
Tijdens deze week is de regiodag gevuld met een bezoek aan de meldkamer en cameratoezicht. ‘s-Middags blijkt dat ze hier best van onder de indruk zijn. De werkzaamheden op de meldkamer is toch aanzienlijk meer dan het “alleen” maar uitgeven van de meldingen. Bij cameratoezicht zien de studenten hoe groot het gebied van Rotterdam is dat onder cameratoezicht staat. Er worden nog wat leuke filmpjes getoond die zijn opgenomen. Dat zou een leuk programma zijn RTL4 of SBS als dit allemaal achter elkaar gezet zou worden. Gegarandeerd hoge kijkcijfers.
De derde week staat in het teken van de wijkpolitie. Met verschillende begeleiders wordt langs de politiebureaus gereden en even naar binnen gegaan. Omdat er aan het einde van de stage een presentatie gegeven moet worden, waarin de studenten aangeven wat hun plek binnen de organisatie is en wordt, en wat de verschillende afdelingen precies voor werk doen, worden er veel vragen aan de wijkagenten gevraagd, maar ook aan de andere wijkpolitiemedewerkers.
Tijdens de regiodag van deze week gaan we naar de Zeehavenpolitie. Tijdens een boottocht door de havens op de P1 blijkt al heel snel dat niet iedereen die bij de politie werkt zeebenen heeft. Een zakje is nog net niet nodig, maar na de tocht van ruim twee uur van de St. Jobshaven via de Botlek en de Brienenoordbrug weer terug naar de St. Jobshaven zijn sommige studenten wel blij dat zij hun voeten weer op vaste grond kunnen zetten.
De laatste week is voor veel studenten de meest spannende week, meedoen met de Noodhulp. In hun ogen de “echte” politie. De collega’s in de surveillancebussen die naar alle meldingen worden gestuurd. De begeleiders gaan met de studenten in een bus en rijden mee naar sommige meldingen. Uiteraard is het erg afhankelijk wat de meldingen zijn of deze dagen spannend of erg spannend zijn. Vaak wordt tijdens deze week ook de eerste echte bekeuring geschreven. Dat lijkt niet zo veel, maar dat is toch één van de spannende dingen die de studenten mee maken in deze vier weken.
Ook de laatste regiodag valt in deze week. Een bezoek aan de afdeling Levende Have kan echt een hoogtepunt genoemd worden. De afdeling Levende Have bestaat uit de Bereden- en Hondenbrigade. Dit keer wordt er ook uitleg gegeven over de ratten die getraind worden om kruit en andere springstoffen op te sporen. Heel erg interessant. De ratten geven ook een demonstratie van hun werkzaamheden.
De vier weken worden afgesloten met een presentatie. Er moet wel worden aangetoond dat er wel iets geleerd is. Dit keer kunnen alle studenten dat laten zien. Het is een leuke en gezellige club mensen. Ik kan niet wachten tot zij over vijf
maanden de praktijk in komen, ik weer vier studenten mee kan nemen en ze ga leren wat ik allemaal weet. Ze gaan nu eerst weer terug naar school, vier heel erg leerzame maanden, onder andere over verkeer, maar ook jeugd en leren schieten komt aan de orde. 1305 succes en tot ziens.
Labels:
1305,
bereden,
cameratoezicht,
hondenbrigade,
intake,
meldkamer,
noodhulp,
opsporing,
pepperspray,
politieacademie,
politiebureau,
Rotterdam,
wijkpolitie,
zeehavenpolitie,
zuidplein
donderdag 2 mei 2013
Ons Stalen Ros
05:30 uur: De wekker loopt af;
Uit pure frustratie, want laten we eerlijk zijn, volgens mijn vader is dit een tijdstip voor inbrekers en vrouwen van lichte zeden, “normale” mensen horen nog te slapen (einde citaat), sla ik de wekker uit. Het is mij nog steeds niet gelukt om deze zo in te stellen dat ik wakker wordt van lieve fluitende vogeltjes. Volgens de gebruiksaanwijzing moet dat wel kunnen. Bij mij lijken het echter iedere ochtend alsof vijf zeemeeuwen in mijn slaapkamer aan het vechten zijn om de resten van een viskraam op marktdag. Ik stap mijn bed uit en stoot onderweg naar de badkamer mijn knie tegen de deur van de voorraadkast die, door de tocht in de loop van de nacht een stuk is open gegaan. Nadat ik heb gedoucht, eet ik mijn boterhammen met een bakkie koffie en ga naar de kelder. Ik pak mijn fiets en ga.
06:00 uur: Op de fiets naar het metrostation;
Onderweg naar het metrostation zie ik de zon al boven de huizen uit komen. De temperatuur gaat al omhoog. Ik neem een tempo op de fiets aan waardoor ik niet ga zweten. Ik wil niet op het bureau aan komen en weer moeten douchen. Doordat de zon zijn warmte al begint af te geven, ben ik al vergeten dat mijn knie nog zeer zou moeten doen van het stoten.
06:20 uur: De fiets in de stalling geplaatst en afgesloten;
Ik hoor de metro al aankomen, dus snel de roltrap op, om boven tot de conclusie te komen dat deze metro niet de metro is die ik moet hebben. “Mijn” metro komt over vier minuten. Ik ga nog lekker even met mijn gezicht in de ochtendzon staan, genieten.
06:28 uur: Met de metro richting werk;
Hoe komt het toch dat het net is alsof de persoon die naast mij zit onderweg is naar huis en niet net fris onder de douche vandaan komt, maar de hele nacht hard in de haven heeft gewerkt, en niet in de gelegenheid is geweest om een schoon shirt aan te trekken. Het is even wennen, maar hij stapt gelukkig na twee haltes al uit. De man die hierna naast mij komt zitten heeft wel aftershave op gedaan, gelukkig.
16.30 uur: Een dag hard werken en dan weer heerlijk naar huis. Het is lekker weer en het vooruitzicht om op me fiets te stappen en daarna heerlijk in de zon te genieten van een glaasje rosé, geeft me een goed gevoel. Ik prijs me een gelukkig mens.
Snel vanaf de werkplek naar de metro dus. Na een half uurtje staan in de volle en hete metro snel de fietsenstalling in. Ondanks alles wat ik heb meegemaakt vandaag is mijn humeur, mede dank zij het heerlijke weer, uitstekend. ………………………………………………………………. tot ik ontdek dat mijn fiets gestolen is.
Dat wordt na een vermoeiende werkdag ook nog lopen naar huis. Enkele lelijke of boze woorden schieten door me hoofd. Als ik degene te pakken krijg die mijn fiets heeft gejat, dan wordt de snelbinder weggewerkt op een plek waar de zon niet schijnt.
Terecht dat u boos bent. Iedereen heeft tenslotte met zijn vingers van andermans zaken af te blijven! Maar we weten ook allemaal dat er diverse figuren zijn die het met het eigendomsrecht niet zo nauw nemen. Ondanks dat maken we het deze types toch nog te vaak erg gemakkelijk. Een simpel beugelslotje waarmee de fiets was afgesloten is in enkele tellen verbroken, met als gevolg dat de fiets in "no time" van “eigenaar” is gewisseld. Deze diefstallen zijn ook ons een doorn in het oog.
Wij kunnen het echter niet alleen en doen een dringend beroep op de fietseigenaren. Sluit uw fiets af met een deugdelijk slot en zet deze het liefst met een kabel- of kettingslot vast aan een vast voorwerp (het fietsenrek of iets dergelijks), ook als het een oude fiets betreft. Hiermee wordt voorkomen dat de dief er met uw fiets op zijn schouder tussen uit knijpt en dat u uw reisje richting glaasje fris of rosé te voet moet afleggen.
woensdag 24 april 2013
Koninginnenacht ook wel Luilaknacht
Er zijn gemeenten waar de Koninginnenacht ook wel Luilaknacht wordt genoemd. Dat deze nacht doorgaans op een andere nacht wordt gevierd dan 29 april vindt men in deze gemeenten niet belangrijk. In Albrandswaard en Barendrecht is de jeugd vaak al weken bezig om zich voor te bereiden. Vroeger, toen poep nog met een lange OE werd geschreven, was het de gewoonte om op Koninginnedag, rond de klok van vijf uur in de ochtend door het dorp te fietsen met een klepperaar bij je spaken of blikjes achter je fiets. Het leuke was dan om vooral zoveel mogelijk mensen wakker te maken.
Dit is in de tijd behoorlijk veranderd. Daar waar toen fietsen werden gebruikt worden nu brommers gebruikt en het lawaai komt niet door de blikjes, maar doordat de uitlaat van de bromfiets is verwijderd. Ook de tijden zijn wat aangepast. Nu gaat men het liefst al de avond voor Koninginnedag op de brommer door het dorp. Daar zijn met de politie en de gemeente scherpe afspraken over gemaakt. Er mag voor 04.00 uur niet door het dorp worden gereden zonder uitlaat. Het voordeel is dat veel mensen dan al goed liggen te slapen en de meeste mensen iet wakker worden als de brommers langs rijden. Hierdoor is het aantal klachten de laatste jaren behoorlijk afgenomen.
Mijn verhaal van deze week gaat over één van deze zogenaamde Luilaknachten.
In de tijd dat ik nog als wijkagent in Poortugaal werkzaam was, werd ik ook regelmatig ingezet als motorrijder. Deze nacht was dus de nacht bij uitstek om als motorrijder mijn werk te doen. Veel van de jeugdige bromfietsrijders kende ik door mijn dagelijkse werkzaamheden als wijkagent en daarbij kwam ook nog dat de jeugd wist dat de meeste jeugdigen uiteraard wisten dat ik plaatselijk goed bekend was en dus alle sluipweggetjes in het dorp kende waar zij met de brommer door konden en ik met de motor dus ook.
Buiten het rijden zonder uitlaat moest de jeugd zich wel aan de overige verkeersregels houden. Denk hierbij aan het rijden zonder licht, rijden over het trottoir of het rijden met alcohol op. De politie trad daar ook altijd tegen op. De brommer van een overtreder werd in die nacht ook steevast door de gemeente tijdelijk bij de politie gestald en deze kon dan op 1 of 2 mei weer worden opgehaald. Uiteraard werden dan ook direct voor de overtredingen die waren geconstateerd bekeuringen uitgedeeld.
Tijdens deze nacht gebeurde het dat rond vijf uur in de ochtend, nadat de jeugd meerdere rondjes door het dorp hadden gereden, er een brommer aan kwam rijden die zonder licht reed. Hij kwam ook op een dusdanige wijze de bocht om rijden dat ik, terwijl ik op de motor van de andere kant kwam aan rijden, moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Direct gaf ik de bestuurder van de brommer een teken om te stoppen. Kennelijk dacht hij dat hij weg kon rijden en stoppen niet nodig was. Net nadat ik was omgekeerd zag ik hem nog net een tuinpad in rijden. Omdat ik het hier uiteraard niet bij liet zitten, zette ik direct de achtervolging in. Toen ik het tuinpad in reed zag ik dat hij een voorsprong ad van ongeveer 50 meter. Als je op een brommer rijdt is dat niet echt veel als je wilt wegrijden voor een politieman op een motor. Een slimme brommerrijder stopt dan ook gewoon, deze bestuurder deed dat niet, niet echt slim dus. Omdat hij door meerdere tuinpaden reed, was het voor mij niet mogelijk om hem in te halen en ben ik dus op korte afstand achter hem blijven rijden. Onderweg heb ik ook nog even mijn zwaailichten en het stopbord aan gedaan. Nadat hij nog een paar keer had omgekeken was het voor mij echt wel duidelijk dat hij mij had gezien en dat hij wist dat hij moest stoppen.
Toen hij uit de tuinpaden over het trottoir de weg op reed, had ik de gelegenheid om hem in te halen en mijn motor voor zijn brommer tot stilstand te brengen. De bestuurder van de brommer, waarvan ik al had aangegeven dat hij waarschijnlijk niet zo slim was door weg te rijden, was kennelijk zo erg boos dat hij deze wedstrijd van de politie had verloren, dat hij zijn helm van zijn hoofd deed en deze, onder het uitbrullen van de nodige GVD’s en andere krachttermen, tussen zijn voeten op de treeplank wilde gooien. Hij was echter vergeten om de klep van zijn helm dicht te doen. Hierdoor kwam de klep zo hard tegen de brommer dat deze in stukken door de straat vloog.
De brommer hebben wij door de gemeente laten stallen bij het politiebureau in Hoogvliet.
Toen hij enige dagen later zijn brommer kwam halen nam hij zijn papa mee. Snik, Snik, Snik en sorry, sorry, sorry dat kwam er genoeg uit. Papa was boos en vond het allemaal maar onzin. Wij vonden het ook onzin, maar dan spraken we wel over verschillende dingen. Papa vond vooral de drie bekeuringen die zijn zoon kreeg onzin en wij vonden vooral het feit dat zijn zoon niet gewoon was gestopt onzin.
We zijn het eens geworden over het feit dat we het niet eens waren.
Papa heeft nog wel geprobeerd de schade aan de brommer en de helm, die zijn zoon zelf had veroorzaakt, bij de politie terug te halen, maar dat is uiteraard niet gelukt.
Labels:
bromfiets,
brommer,
helm,
jeugd,
Koninginnenacht,
luilaknacht,
motor,
Poortugaal,
schade,
uitlaat,
wijkagent
donderdag 18 april 2013
Kan het nog erger? Ik hoop het niet!
Nu Koninginnedag eraan komt, schieten mij weer een aantal gebeurtenissen rondom die dag te binnen. Ze zijn niet allemaal leuk, er zijn ook verschrikkelijke dingen bij die ik nooit zal vergeten. Eén van deze gebeurtenissen deel ik vandaag met mijn volgers.
Er komt een moment bij de politie dat je de woorden uitspreekt:
“Ik denk dat ik alles al heb meegemaakt.”
De dag dat ik die woorden uitsprak zal ik nooit meer vergeten.
Het was een paar dagen voor Koninginnedag en ik surveilleerde met Rob. Rob is een collega die lange tijd bij de verkeerspolitie heeft gewerkt en had besloten om weer “in het district” te gaan werken. Omdat het met meldingen behoorlijk rustig was, en we nog niet veel meldingen hadden gekregen, zaten we in een aangenaam gesprek. We hadden het over de dingen die we allemaal al hadden meegemaakt. De eerste dingen die je dan te binnen schieten zijn vaak ook de meest gruwelijke en aangrijpende ervaringen.
Er zijn meerdere collega’s die hun ervaringen, ook op dit gebied, al in verhalen en boeken hebben gedeeld, en daar staan meerdere aangrijpende ervaringen tussen.
Nadat we enkele van deze verhalen, en uiteraard ook leuke gebeurtenissen, hadden gedeeld, sprak ik de voor mij onvergetelijke woorden uit:”Ik denk dat ik alles al heb meegemaakt. Gelukkig nog niets ernstigs met kinderen.” Had ik het maar nooit gezegd, denk ik regelmatig.
Dat jaar werd Koninginnedag op 29 april gevierd, 30 april was namelijk op zondag. Het was een echte Koninginnedag, de zon scheen en het was denk ik zo’n 25 graden. De mensen waren gezellig en er waren nog geen onregelmatigheden gebeurd.
Op deze Koninginnedag kregen wij van de politiemeldkamer de opdracht te gaan naar de ----straat, waar een aanrijding met letsel was gebeurd. Samen met een andere eenheid gingen wij zo snel mogelijk naar de genoemde straat. Toen wij aankwamen zag ik gelijk onze andere eenheid al staan. Het eerste wat mij opviel was een kinderschoentje dat onder dat surveillancevoertuig lag. De schrik sloeg mij om het hart en de moed zakte mij direct in de schoenen. Ik dacht gelijk terug aan de enige dagen eerder door mij uitgesproken woorden. Omdat het van dat mooie weer was en op de plaatselijke braderieën veel mensen waren, waren er heel veel mensen die stonden te kijken. Voor het surveillancevoertuig zag ik een auto staan van een bekend Duits merk, waar een kind voor lag van ongeveer 10 jaar. De collega’s waren al druk bezig om eerste hulp te bieden aan dit kind. Naast de auto stond een jongeman van begin twintig, de bestuurder van de auto bleek later. Je kon zien en ruiken dat hij al feest had gevierd. Het personeel van de inmiddels ter plaatse gekomen ambulance ontfermde zich direct over het slachtoffer, waarna de collega’s de bestuurder meenamen naar het politiebureau. Omdat de aanrijding nagenoeg voor de woning van het slachtoffertje had plaats gevonden, was de familie al snel ter plaatse. Gelukkig kwamen er nog meer collega’s, zodat het publiek op afstand gehouden en de familie opgevangen kon worden. Toen ik de ambulance instapte om voor de moeder van het slachtoffertje te informeren hoe het ging, zei de broeder dat ze met spoed naar het ziekenhuis zouden gaan. Even later ben ik ben met de moeder naar het ziekenhuis gereden. Daar aangekomen werd al snel duidelijk dat haar zoontje het niet had gehaald.
In het kader van slachtoffer opvang zijn wij nog enige tijd bij de moeder in ziekenhuis gebleven, waarna wij haar naar huis hebben gebracht.
Later die avond op het politiebureau knakte ik. Ik heb eerst mijn vrouw gebeld, waarna ik met een glas water en een collega van het BedrijfsOpvangTeam in gesprek ben gegaan.
Toen die avond mijn dienst erop zat, heb ik één van mijn vrienden, die zijn verjaardag vierde, nog gefeliciteerd, maar heb geen feest gevierd.
Koninginnedag heeft voor mij sinds die tijd niet meer dezelfde betekenis. De komende Koninginnedag ben ik weer aan het werk. Nu bij de braderie in Oud Charlois. De laatste keer dat ik bij een Koninginnedag op die braderie aan het werk was, was in 2009. Op die dag besloot er iemand met zijn auto op de bus af te rijden in Apeldoorn. Ook die dag was voor veel mensen een drama.
Als mijn studenten aan mij vragen wat ik allemaal al heb meegemaakt, is dit wel een van de dingen die ik vertel. Ik zeg er ook altijd bij dat ook ik waarschijnlijk nog niet alles heb meegemaakt. Als zij mijn verhalen aanhoren kunnen ze dat bijna niet geloven. Na dit verhaal vallen zij nogal eens stil en realiseren zij zich vaak dat het werk van een hulpverlener soms verschrikkelijk kan zijn. Daarom vertel ik meestal direct hierna een leuker verhaal. Ik laat hun ook weten dat zij heel erge dingen zullen gaan meemaken, en dat zij zich op het ergste wat zij kunnen bedenken niet kunnen voorbereiden.
maandag 15 april 2013
De cowboys deel 2: het reetje
Mijn vorige verhaal ging over hoe wij bij
politie soms dieren moeten vangen. Het vangen van een koe en een kudde schapen
zijn natuurlijk slechts voorbeelden. Enige tijd geleden heb ik ook al
geschreven over mijn ervaring met een “kattenvrouwtje”. Sinds enige tijd hebben
we bij de politie ook de afdeling dierenpolitie. Zij doen vooral veel meldingen
met betrekking tot verwaarloosde dieren. We worden ook nogal eens opgeroepen
als het gaat over aangereden dieren. Een van deze meldingen wil ik met u delen.
In de tijd dat ik bij de gemeentepolitie
Spijkenisse werkte, hebben we nog samengewerkt met de landgroep
Bernisse/Rozenburg van de Rijkspolitie. Als echte stadsjongen was het platte
land voor mij wel even wennen. Ik was al overgestapt van de grote stad Den Haag
naar de kleinere gemeente Spijkenisse, dan ook nog werken in de polder Bernisse
was een schok, waarvoor ik wel enige tijd nodig heb gehad om van bij te komen.
Bij deze omgeving hoorde dus ook een bepaald soort meldingen. We hadden net de auto van de vorige bemanning overgenomen toen ik, samen met Leo van de Rijkspolitie, de melding kreeg dat er langs de weg, tussen Zuidland en Oudenhoorn, een aangereden reetje lag. Omdat wij niet wisten of het dier slechts gewond was of al was overleden reden wij toch een beetje door. Ik vecht liever met een grote vent dan dat ik een dier zie lijden, dus als het reetje slechts gewond was, hadden we een beslissing moeten nemen of wij het uit zijn lijden zouden helpen. Toen we ter plaatse kwamen zagen we het dier tussen wat struiken liggen. Ik moest direct aan Bambi denken, het was een reekalf van ongeveer 40-50 centimeter groot.
Het beestje was ondertussen overleden.
We hebben het reetje in de auto gelegd en zijn naar een poelier gereden. Deze poelier heeft het beest gewogen, waarna werd uitgerekend wat het bij de verkoop van het vlees op zou brengen. Dit bedrag wordt op een rekening gestort, waarna de eigenaar van de auto die door de aanrijding schade heeft op gelopen dit bedrag eventueel als vergoeding kan krijgen.
Omdat ik dit nog niet eerder had meegemaakt en eigenlijk wel eens wilde weten hoe wild, en dus met name reevlees, zou smaken, vroeg ik aan de poelier of hij misschien nog wat biefstukjes had liggen. Nadat ik de twee biefstukjes had betaald zijn wij onze weg vervolgd.
Toen ik thuis kwam was mijn vrouw naar haar werk. Tegen mijn toen 8-jarige zoon zei ik dat ik een lekker stukje vlees had. Uiteraard wilde hij weten wat voor vlees dat dan wel niet was. Ik zei dat hij eerst maar moest proeven, want zo’n stukje vlees had hij nog nooit gegeten. Omdat ik zelf ook nog niet wist hoe het zou smaken heb ik voor de zekerheid maar extra veel aardappeltjes gebakken, als hij het vlees niet lekker zou vinden, zou hij in ieder geval nog aardappels met groente eten.
Ik zei tegen mijn zoon dat ik na het eten zou vertellen wat voor bijzonder stukje vlees hij had gegeten.
Na het eten zei hij dat hij het wel lekker had gevonden, maar hij wilde ook gelijk weten wat voor bijzonder stuk vlees hij dan had gegeten.
Ik vroeg hem alleen maar: ” Ken je Bambi
nog?”
Het duurde slechts een seconde of vijf,
waarna hij behoorlijk kwaad werd en vroeg of ik wel helemaal bij mijn verstand
was. Bambi kon je toch niet opeten. Uit nijd heeft hij zijn toetje niet
opgegeten en heeft de hele avond bijna niets meer tegen me gezegd. Toen ik hem
instopte en zei dat ik van hem hou, zei hij: ” Papa ik ook van jou.”
Labels:
Bambi,
Bernisse,
biefstuk,
dieren,
dierenpolitie,
koe,
reetje,
Rijkspolitie,
schapen,
spijkenisse,
zoon
maandag 8 april 2013
De cowboys deel 1
De politie wordt regelmatig gebeld met betrekking tot loslopende dieren. In mijn tijd bij de gemeentepolitie in Den Haag heb ik, buiten de vlooien, luizen, kakkerlakken en andere onbeschrijflijke klein ongedierte dat in vuile woningen onbedoeld onder je schoenen bleef zitten of die, voordat je uit deze woningen vertrok, een schuilplaats zochten in je kleding, heb ik slechts een papegaai gevangen die bij iemand op het balkon zat. Anders werd dat toen ik in Spijkenisse ging werken.
Op een nacht surveilleerde ik met Theo in het normaal zo rustige Spijkenisse. Wij waren net weer ingestapt nadat we bij één van de plaatselijke snackzaken waren gestopt om een warme nachtelijke maaltijd op te halen, toen we door de meldkamer werden opgeroepen en ons werd gevraagd naar de Markenburgweg te gaan. Dat we net onze warme maaltijd hadden opgehaald konden de collega’s van de meldkamer uiteraard niet weten. Onderweg naar de Markenburgweg, die langs het Hartelkanaal ligt en waar normaal midden in de nacht, vlak bij een begraafplaats, niemand is, vroegen we ons af wie de melding van loslopende schapen doorgegeven kon hebben.
Terwijl we de bocht omreden de Markenburgweg op, zagen we tot onze verbazing dat er een kudde van ongeveer 25 schapen losliep. Om te voorkomen dat de schapen de bebouwde kom in zouden lopen of erger nog, dat zij het talud op zouden klimmen, de Hartelweg op, dan zouden er ongelukken gebeuren, moesten we snel handelen. Ik pakte achter uit de auto de altijd aanwezige sleepkabel en maakte een lasso. Als een volleerd sheepboy kroop ik op de motorkap van de auto en terwijl Theo rustig naar het voorste schaap reed, probeerde ik deze met de lasso te vangen. Uiteraard lukte dit niet, maar niet geschoten is altijd mis. Na een half uur tevergeefs gooien met de lasso, kwam de eigenaar van de schapen ook helpen. Hij ging bij het hek staan, schudde met een emmer met Biks, de schapen kwamen aanrennen en vlogen bijna uit de bocht om hun wei in te gaan.
Ik had geoefend met een lasso, dat kwam een paar maanden later, toen ik met Piet surveilleerde bij Poortugaal en er een koe op de Albrandswaardsedijk liep. Toen we aan kwamen rijden, keek de koe ons aan of we van Mars kwamen en besloot om vandaag maar eens niet opzij te gaan. Nu ziet een koe in de wei er niet zo heel groot uit, maar als je naast een koe staat blijkt die toch verbazingwekkend groot te zijn. De Albrandswaardsedijk werd door deze robuuste koe dusdanig geblokkeerd dat er aan alle twee de kanten ondertussen al een paar auto’s stonden te wachten. De omstanders waren blij met onze komst en verwachtten dat wij dat varkentje, sorry koetje, wel even zouden wassen en het de weg even vrij zouden maken. Nu zijn Piet en ik beiden gewone stadse jongens, en ondanks dat ik al eens had geprobeerd om schapen te vangen en Piet vroeger bij de Rijkspolitie had gewerkt, was een koe toch een ander verhaal.
We durfden wel de koe bij de horens te vatten en dachten dat we haar op deze manier wel even van de weg af konden trekken. Op dat moment kreeg ik spontaan heel veel respect voor die mannen die in een rodeo-arena van een paard af springen en een koe omgooien, waarna zij dat beest binnen vijf seconden bij de enkels hebben vast gebonden.
De omstanders vonden het waarschijnlijk toch wel een beetje eng om tegen de kont van de koe te duwen want niemand wilde ons even helpen. Nu zijn wij ook niet tegen de kont van de koe gaan duwen, blijft toch een beetje een vies idee.
Toen het, ik zou bijna zeggen uiteraard, niet lukt om het beest op deze manier van zijn plaats te krijgen, heb ik weer het sleeptouw achter uit de auto gehaald. Een lasso kon ik al maken dus dat was zo gedaan. Na een paar pogingen lukte het ons het touw om de horens van de koe te doen. Toen wij samen aan het touw trokken, lukte het ons wel om de koe zijn kop te laten draaien. Ze was zelfs genegen om haar hele lichaam om te draaien. Ze besloot wel om nog steeds niet van de weg af te gaan. Omdat we niet wisten van welk stukje gras de koe was gekomen, konden we ook geen eigenaar bereiken. Ik had met schapen natuurlijk al ervaren dat een eigenaar van een stuk vee vaak meer voor elkaar krijgt dan een politieman die wel een grote vent tegen de vlakte krijgt, maar met een koe of schaap meer moeite heeft.
Eindelijk zag ik na een kwartier een man aan komen lopen met een emmer in zijn handen. U begrijpt al wat er gebeurde. Ook de koe zag de man met de emmer en liep, onder luid applaus van de omstanders, achter de man aan een weitje in.
Of het de koe om het applaus te doen is geweest weet ik niet, ik vond het ook niet belangrijk. We hebben de man met de emmer met voer bedankt en zijn verder gegaan.
Een emmer met Biks hoort nog niet tot de standaard uitrusting van een politievoertuig, maar misschien moeten we er toch eens over nadenken.
Labels:
dieren,
koe,
ongedierte,
papegaai,
Rijkspolitie,
schapen,
spijkenisse
dinsdag 26 maart 2013
En plons wakker ben je dan.
Bij de gemeentepolitie Den Haag hadden we destijds meerdere nachten achter elkaar en ja, ook ik ben wel eens naar huis gestuurd omdat ik met mijn gesnurk te veel herrie maakte en er collega’s waren die hierdoor niet goed hun werk konden doen.
Nu gebeurde het dat ook in het centrum van Den Haag, waar we met vier herkenbare auto’s surveilleerden, niet iedere nacht iets te doen was.
Op vrijdag en zaterdag nacht reed in Den Haag in die tijd een "vuistbus". Dit was een bus met zes of zeven collega’s die vooral werd ingezet bij vechtpartijen, die het bruisende centrum van Den Haag nogal eens voorkwamen. Naarmate de nacht echter vorderde, werd het ook buiten vaak een stuk stiller. Het bureau in het centrum leverde ook iedere keer de chauffeur van de bus. Dit was omdat in het centrum vaak de meeste incidenten gebeurde, en deze collega dan plaatselijk beter de weg wist. Er was ook altijd een vrouwelijke collega bij die linksachter in de bus plaats nam. De eerste keer dat ik chauffeur was en zij ook dienst had, hoorde ik rond drie uur een vreemd getik bij het linker achterwiel. Het maakte niet uit hoe hard ik reed, het getik bleef ik horen. Op een gegeven moment heb ik de auto stop gezet om bij het wiel te gaan kijken of er niet iets aanliep. Doordat de auto wat langer stilstond, werden de collega’s, waarvan enkele al iets waren ingedommeld, klaar wakker. Toen ik weer instapte in de auto was er hilariteit alom. De vrouwelijke collega zat op “haar” plekkie namelijk te breien. Ik had dat nog niet eerder meegemaakt, maar de andere collega’s wel. Ik ben hierna wat harder over de snelheidsdrempels gereden. Of zij hierdoor nog steken heeft laten vallen weet ik niet.
Zoals ik al heb aangegeven, ben ik al eens naar huis gestuurd omdat ik met mijn gesnurk teveel herrie maakte. Een ander moment met een slapende collega wil ik ook nog wel even noemen.
Betrokken collega draaide, net als de rest van het team, zijn vierde nacht. Deze nacht surveilleerden wij samen. Hij zat echter in een verhuizing, en dat is toch ook erg belangrijk, en was dus behoorlijk moe. Hij had namelijk niet de gelegenheid om erg veel te slapen. Er was tijdens de tweede nacht, toen hij rond een uur of drie aangaf dat hij er helemaal doorheen zat, al gevraagd waarom hij niet een weekje had vrij genomen. De derde nacht, de verhuizing vorderde gestaag, gebeurde echter hetzelfde. Er is toen besloten dat hij binnen dienst zou doen, zodat er op straat geen ongelukken konden gebeuren. Toen echter de vierde nacht een collega, die bij een vechtpartij gewond was geraakt, zijn dienst wel binnen moest doen, moest hij wel de straat op. Zolang het op straat druk bleef en er genoeg te doen was, kon hij zijn aandacht wel bij zijn werk blijven. Toen er rond vijf uur al een uur geen melding was gevallen en er ook geen auto’s reden die we konden controleren, was hij in een diepe slaap gedommeld. Ik merkte dat ik al enige tijd tegen mezelf zat te kletsen. Het onderwerp zal uiteraard ook niet erg boeiend zijn geweest, maar het is toch altijd wel prettig dat je antwoord krijgt.
Ik had hem al een keer wakker gemaakt en we hadden bij een benzinepomp ook al een blikje cola op, in die tijd was er helemaal nog geen energy drink. Toen hij dus rond een uur of vijf weer in een diepe slaap was gevallen heb ik maar besloten om over te gaan tot drastische maatregelen. Hij was namelijk al drie eerdere nachten aangesproken op zijn slaapgedrag.
Nu is in Den Haag het Binnenhof. Naast het Binnenhof is de Hofvijver. Hoe het nu is weet ik niet, maar in die tijd kon je gewoon door het water van de Hofvijver lopen, het water kwam dan niet verder dan net voorbij je knieën. Uiteraard lag er wel een laag blubber, maar ach daar kon je gewoon doorheen lopen. Ik heb de auto langs de kade, die maar een meter of twee hoog is, geparkeerd, met de deur van de slapende bijrijder aan de kadekant. Ik heb de motor uitgezet en heel erg zachtjes mijn deur open gedaan. Hard schreeuwde ik: PAK HEM PAK HEM HIJ RENT WEG, en tok hard mijn deur dicht. Uit reactie sprong de collega op, opende zijn deur en wilde achter hem aanrennen. Groot was zijn verbazing toen hij twee meter lager tot stilstand kwam. Erg lachen kon hij er niet om, ik pieste bijna in mijn broek. Hierna kon de collega, die uiteraard wel echt wakker was, naar huis en toch nog een paar uur zijn bedje in waarna hij weer met zijn verhuizing verder kon.
Abonneren op:
Posts (Atom)