zondag 27 januari 2013

De enthousiaste, gedreven en naïeve studenten


Dat de studenten die na negen maanden op de academie te zijn geweest erg enthousiast, gedreven en naïef zijn, mag van ze worden verwacht. In het begin van de praktijkperiode lopen zij steeds tegen nieuwe dingen aan. Zelfs voor ons, de praktijkbegeleiders, zijn er nog dingen waar wij van op kijken. Dus voor de studenten zal dat nog lang door gaan. Laatst reden we op het Zuidplein achter een auto die op de Vaanweg ongeveer 30 kilometer per uur reed. Nu mag je daar maar vijftig rijden, dus is dertig niet zo heel erg gek. De Vaanweg is echter een weg waar de gemiddelde snelheid al snel boven de zeventig kilometer ligt. Dat is zeker het geval als er geen herkenbaar politievoertuig in de buurt is, de mensen gaan dan al snel wat harder rijden. Een auto die dus maar dertig kilometer rijdt valt dus wel op en trekt onze aandacht.

Gekomen bij de vele voorsorteervakken die de Vaanweg heeft bij het Zuidplein leek het erop dat de bestuurster van de auto niet helemaal wist waar zij heen wilde. Zij wisselde nogal veel van rijstroken en dus ook van de voorsorteervakken. Nadat de vrouw bijna stopte voor het groene licht ging zij toch rechtsaf de Motorstraat in. Iedereen die een rijbewijs heeft en ook zij die dit niet hebben, weten toch wel dat een groen licht betekend dat je niet hoeft te stoppen.

Om bij ons alle twijfels weg te nemen en te controleren of de vrouw echt wel een rijbewijs had en niet alleen bromfiets rijbewijs uit België hebben wij haar een stopteken gegeven. De vrouw zette de auto aan de rechterkant van de weg stil. Terwijl wij naar de auto toeliepen zagen wij dat de vrouw nogal verward om zich heen zat te kijken. Tot onze verbazing zagen wij op de achterbank een man liggen. Deze man reageerde niet toen de auto stopte. Meestal als een auto stopt reageert iemand die op de achterbank ligt wel. Het feit dat hij niet reageerde kon dus twee dingen betekenen. Gelukkig haalde hij wel adem, dus de man leefde wel, hij lag namelijk diep te slapen. De vrouw wilde haar man niet wakker maken en reed dus wat rustiger, was haar verhaal.

Terwijl wij staan te praten met de vrouw horen wij over de mobilofoon een melding van de centralist van de politiemeldkamer dat op nog geen 500 meter afstand een auto met een ingeslagen ruit stond. Zo enthousiast als de jonge studenten nog zijn sprongen zij gelijk in de auto, de begeleider er uiteraard achteraan en zelfs dit korte stukje werd iets sneller afgelegd dan dat de zojuist gecontroleerde vrouw er over gedaan zou hebben.

 Aangekomen bij de auto met ingeslagen ruit, waarvan wij uiteraard hoopten dat er nog een inbreker bij zou staan, zagen wij ook een tweede auto met ingeslagen ruit staan. De auto’s waren wel doorzocht, maar een inbreker was er niet meer te zien. Zoals het een goed politieagent betaamt, vroegen wij via de portofoon aan de wachtcommandant van het politiebureau Zuidplein of hij de identiteit van de eigenaars kon achterhalen. Hierna werd getracht de telefoonnummers van de eigenaars te achterhalen zodat deze opgebeld konden worden om hun het slechte nieuws over hun voertuigen te vertellen. Eén va de eigenaars kon worden bereikt. Met de eigenaar  van de andere auto kon geen contact worden gemaakt. De kraan werd besteld omdat wij toch verantwoordelijk zijn voor de auto en de inhoud. De auto wordt door ons veiliggesteld en tijdelijk geparkeerd op een grote bewaakte parkeerplaats bij de Boezembocht. Het wachten op de kraan duurde ongeveer drie kwartier.

Over deze gebeurtenis hebben de studenten een kort verslag geschreven. Een citaat uit het verslag van één van de studenten:” .....ik heb wel geleerd dat wachten op een kraan helemaal niet leuk is........”

 

Het enthousiasme en gedrevenheid van de jonge collega’s is hier niet minder om geworden, wel zijn zij een ervaring rijker.

 

dinsdag 22 januari 2013

Ringo, de redder in nood.


Dit  verhaal gaat over Ringo, een gewaardeerde collega van de gemeentepolitie Spijkenisse, die door zijn aanwezigheid alleen al, maar soms ook door zijn optreden, een aantal keer mijn hachje heeft gered. Ik heb regelmatig de hulp van Ringo en zijn maat ingeroepen. Soms was het slechts nodig dat Ringo uit zijn auto kwam, soms moest hij ook nog eens laten horen dat hij er was en als het echt niet anders kon dan hield Ringo zich niet in en ging hij er op los. Bleef dan maar uit zijn buurt. Als hij je te pakken had was het heel soms niet nodig dat je naar de eerste hulp post van het Ruwaard van Putten ziekenhuis ging. Meestal belandde je wel bij deze hulpverleners, die dan je wonden deskundig behandelden.

Ringo was één van de twee honden van de hondenbrigade van de gemeentepolitie Spijkenisse. Ieder weekeinde had één van deze honden, uiteraard samen met zijn baas, nachtdienst. Als er niets aan de  hand was, was Ringo een lieve hond. Hij was tijdens de nachtdienst regelmatig in het bureau te vinden, waar hij tussen de collega’s in lag. De collega’s aan een bakkie bruin en Ringo bij zijn bak met water. Heel lief. Van een hond, ook een politiehond, is het bekend dat als hij moet gaan optreden niet het verschil ziet tussen een broek van een politie-uniform of de spijkerbroek van een boef. Hij zal dan, mede gedreven door de nodige adrenaline, het eerste pakken wat hij kan en niet meer loslaten tot zijn baas het zegt. Het blijft dus altijd uitkijken.

Deze nacht had ik samen met vijf andere collega’s van mijn ploeg en Ringo met zijn baas dienst. Om de kortste weg te garanderen van het politiebureau naar het centrum en discotheek Yland haalden we steevast alle Amsterdammers, die altijd al in de weg staan, maar die ook de fietspaden naar het centrum afsluiten, weg. Hierdoor was het niet nodig om bij een ernstige melding om te rijden.

Deze nacht kwam er rond twee uur een telefoontje binnen bij het politiebureau in Spijkenisse. De collega die dit telefoontje aannam begreep direct al dat het bij de disco alweer mis was. De jongelui die uiteraard weer veel te diep in het glas hadden gekeken en daardoor iedere vorm van begrip voor elkaar kwijt waren geraakt, waren weer eens massaal slaags met elkaar geraakt. Nu is het kennelijk een gewoonte om zodra de politie komt om de vechtende sukkels uit elkaar te halen, deze dan maar gezamenlijk aan te vallen, gingen wij met al het beschikbare personeel naar de disco. Ringo en zijn baas waren er ook bij. Uiteraard niet om te dansen, maar om op te treden.

Op de parkeerplaats, die ruim een meter lager licht dan de omliggende weg, waren inderdaad jongeren aan het vechten. Alles bij elkaar zeker een stuk of twintig. Aangezien wij met maar vijf dienders waren, er blijft er altijd één op het bureau, kwam werd Ringo direct uit zijn hok gehaald. Direct ging Ringo, gespannen als hij was, hard te blaffen. Hij stond dicht bij mij en dan ben je altijd extra alert. De jonge vechtersbazen schoten, toen zij Ringo hoorden, direct alle kanten op. Als een dergelijke vechtpartij over is en er geen gewonden blijven liggen, zijn wij over het algemeen snel weer weg. Nu leven er echter enkele jongeren achter die het nodig vonden om vanaf het hoger gelegen wegdek tegen ons te schreeuwen. Ik ga de nodige krachttermen die zij daarbij gebruikte niet aan het papier toe vertrouwen. Toen ik op ongeveer twee meter afstand van het hogere wegdek stond, zag ik één van de schreeuwende klungels aan komen rennen. Ik zag dat hij met zijn rechterbeen vooruit in mijn richting sprong. Ik kon nog net weg draaien waardoor hij slechts mijn schouder raakte, waarna hij keihard wegrende. Omdat ik dit niet op mij kon laten zitten, zette ik direct de achtervolging in. Nadat ik ongeveer vijftig meter achter de heldhaftige schopper aan had gerend hoorde ik achter het lichte voetgetrappel van Ringo. Direct schoot door mijn hoofd: als Ringo zich nu maar niet vergist!!!!!!!!!

Kennelijk had Ringo door dat ik één  van de mannen was waarmee hij zojuist een bakkie koffie had gedronken. Door een enthousiaste Ringo werd in ingehaald. Voor mij zag ik hoe een goed afgerichte politiehond een wegrennende verdachte aanhoudt. Ik zag Ringo springen en zijn tanden in het rechter dijbeen van de schopper zette. Toen de  verdachte op de grond viel, liet Ringo netjes los. Ik kon hierna mijn handboeien om de polsen van de huilende schopper doen. Ook met deze klungel zijn wij langs de spoedeisende hulp van het Ruwaard van Putten ziekenhuis gegaan. Na een aantal hechtingen kon hij in een celletje uithuilen. Toen wij weer op bureau waren heb ik Ringo nog even extra geknuffeld. Hij was weer tot rust gekomen en ik heb wel even laten weten dat wij echte maatjes waren.

 


 

donderdag 17 januari 2013

De weg naar Hamelen uuhhhhh


Ik heb u al eerder verteld dat de studenten van de 1205B die ik begeleid jonger zijn dan mijn eigen zoon. De serie uit het begin van de jaren zeventig:”Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen” kennen zij dus niet. Die serie is uit een tijd dat ik van mijn ouders eindelijk iets later naar bed mocht, in plaats van 19.00 uur mocht ik om 20.00 uur naar bed. De meeste van mijn studenten waren zelfs nog niet eens geboren.
Nu gebeurde het dat ik met één van mijn studenten die inderdaad nog niet geboren was in de tijd van “Hamelen”, surveilleerde in Rotterdam Zuid. Eén van de volksbuurten die Rotterdam rijk is. Toen wij een man zagen die met een papier in zijn hand naar ons zwaaide, hadden wij echt het idee dat hij niet alleen maar zwaaide, maar duidelijk meer van ons wilde weten. Op het papier stond in een wat onduidelijk handschrift Bleiswijk. De man sprak geen Nederlands. De weg werd dus in het Engels uitgelegd. Terwijl mijn student in zijn beste Engels, klinkend als Ambtenaar Ogterop Deux, de man vertelde hoe hij vanuit Rotterdam Zuid naar Bleiswijk kwam, zag ik achter de man een mij bekende vrouw van ongeveer zestig jaar uit een auto stapte. Een moment dacht ik aan Ludmilla van de Eiken.
Deze vrouw en ik hebben, in de twintig jaar dat wij elkaar kennen, een goede band opgebouwd en hebben in sommige situaties slechts een blik nodig om elkaar te begrijpen. Zij had kennelijk direct door dat de jonge collega, in haar ogen mogelijk een soort van Barendje Stip, die naast mij zat en waar zij mij nog niet eerder mee had gezien een student was die nog niet zolang in dienst is. Nadat mijn collega net was bij gekomen van het, in zijn beste Engels de weg uitleggen aan de man van Poolse afkomst, die zelf net zo goed Engels sprak als de eerste beste politicus, vroeg de vrouw direct of zij ook iets mocht vragen. Mijn collega, zo behulpzaam als hij is, zei uiteraard dat dat geen probleem was. Ik hoorde dat vrouw vroeg:”kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen meneer.”
Deze zin is voor de volgers van de in de jaren zeventig populaire serie niet onbekend, maar mijn collega was in de jaren zeventig nog niet geboren. Mijn collega keek mij dan ook aan met een blik die Martin Brosius in zijn rol als Aernout Koffij niet zou misstaan. Net voordat hij het adres Hamelen in de routeplanner wilde gaan invoeren heb ik hem onderbroken en verteld hoe het in elkaar zat en dat de vrouw een grapje maakte.
U begrijpt dat we er nog wel even om hebben gelachen.

Voor de lezers die het ook niet helemaal kunnen volgen, de cursief gescchreven namen zijn personags uit de serie of leden van de cast.


En toen zwaaide Hare Majesteit

 Als je werkte in het centrum van Den Haag, werd je veel ingezet bij verschillende evenementen. Of dat nou ging om een demonstratie van studenten of om een optocht van slenterende feministische BOM-moeders tegen het gebruik van haarlak door fotomodellen. De inzet van de hoeveelheid politiepersoneel werd altijd ruim vooraf bekend gemaakt. Uiteraard werd de hoeveelheid personeel bepaald aan de hand van de te verwachten problemen. Bij een demonstratie van studenten werd het “gewone” personeel vooral aan het begin van het evenement ingezet, toen de gemoederen nog niet zo verhit waren. Naarmate de demonstratie vorderde en de stemming grimmiger werd, kwam bij een dergelijke demonstratie de Mobiele Eenheid als een duveltje uit een doosje tevoorschijn. De platte petten, zoals het “gewone” politiepersoneel ook wel wordt genoemd, trok zich dan terug en werd vooral ingezet in de omgeving, zodat de normale mensen niet bij de demonstratie betrokken raakten.

Nadat ik mijn felbegeerde politiediploma, waar ik een jaar hard voor had gestudeerd, had ontvangen, werd ik als net beginnend, koninklijk huis gezind politieman na mijn stagebureau dus in het centrum van Den Haag te werk gesteld. Reikhalzend keek ik uit naar mijn eerste Koninginnedag als politieman. Er was in het centrum rond deze dag niet alleen kermis, altijd leuk om daar te worden ingezet, maar Hare Majesteit kwam naar Den Haag. Misschien zou ik haar wel van dichtbij zien. En stel je voor dat zij mij zou aankijken, je weet het maar nooit. Uiteraard zouden de prinsjes er ook bij zijn, dan was de kans op een leuk moment om te lachen altijd aanwezig.

Toen het draaiboek uitkwam voor betreffende Koninginnedag en ik zag op welke plek ik was ingedeeld, was ik ook heel erg blij. Ik stond namelijk bij het oude stadhuis van Den Haag aan de Groenmarkt. U weet wel, bij dat oude stadhuis waar Alex zijn kinderen heeft in geschreven. Hare Majesteit zou daar namelijk stoppen om een koppie koffie te drinken en misschien wel om iets sanitairs te doen. Op betreffende 30e april stond ik dus, schoenen extra gepoetst, overhemd super glad gestreken en zelfs mijn witte handschoenen in het stijfsel, in mijn mooiste politiepak, zo trots als een aap met zeven van die lange dingen, op mijn plek, en niemand kon mij daar weg krijgen. Uiteraard is het de bedoeling dat wij, als beveiligers van de route, het publiek in de gaten houden. Er mochten natuurlijk geen gekke dingen gebeuren. Geen asbakken of verf naar de majesteit gooien, dat was er niet bij. De zon scheen en iedereen was gezellig. Er was een echt feest in het centrum. Door het mooie weer was de sfeer extra goed.

Uiteindelijk kreeg ik door mijn portofoon te horen dat de stoet er aan kwam. Het kon nog slechts één a twee minuten duren. Direct zei ik dat tegen het vlaggetjes zwaaiende publiek. Toen de stoet er dan ook aankwam, begon iedereen lang zal te leven te zingen. Bijna wilde ik uit volle borst mee gaan zingen. Als professional kun je dat natuurlijk niet maken, ik kon me dan ook net inhouden. Recht voor mijn neus, op nog geen twee meter afstand, stapte Hare majesteit uit haar auto. Vriendelijk zwaaide zij naar iedereen en toen gebeurde het. Zij keek mijn kant op en zwaaide, uiteraard naar mij. Dat is in ieder geval iets wat ik jaren heb geloofd en vol trots tegen iedereen heb verteld. De dag dat Hare Majesteit naar mij zwaaide.

Onlangs las ik een verhaal van één van mijn andere helden, Johan Cruijff.
Hij verteld een verhaal over hoe bijzonder het is om een hand van Hare Majesteit te krijgen. Ook vertelde hij dat er waarschijnlijk meer mensen een hand van Hare Majesteit hebben gekregen dan van zijn buurvrouw. Over bijzonder gesproken. Naar hoeveel mensen heeft Hare Majesteit gezwaaid??

Toen ik dat verhaal las, is mijn ballon geklapt. Inderdaad, Hare Majesteit heeft, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, naar meer mensen gezwaaid dan mijn buurvrouw heeft gedaan. Misschien wel helemaal niet naar mij.

Het idee was mooi voor zolang het duurde.

maandag 14 januari 2013

Een vrouw onder de tram


Zoals u wellicht weet zijn de diensten van een politiemens niet altijd even leuk. Er wordt veel gelachen, maar er zijn ook diensten dat er zeer ernstige dingen gebeuren die je niet in je koude kleren gaan zitten. Van die gebeurtenissen die je je hele leven niet meer vergeet en die tot in de kleinste details in je geheugen gegrift staan. Dit verhaal gaat over één van die gebeurtenissen.

Tijdens mijn werk in de regeringsstad Den Haag was het gebruikelijk dat je ongeveer de helft van je diensten ingedeeld was bij het “postendetachement”. De collega’s die hun dienst daar deden, hadden die dag tot taak om ambassades en andere politiek gevoelige objecten te bewaken. De taak was destijds een puur observerende taak, als er daadwerkelijk iets gebeurde, moest je dit doorgeven en bleef je vooral in je gepantserde voertuig zitten. Er kwam een andere auto met twee collega’s om te kijken wat er aan de hand was. Op het Buitenhof was een buitenpost. Dit betekende dat er geen voertuig stond waar je in kon zitten, maar dat je gewoon op de voetjes stond.

Op deze bijzonder warme zomerse dag had ik op enig moment in de middaguren de buitenpost op het Buitenhof. Door het warme weer in combinatie met de vakantieperiode was het zelfs op het Buitenhof bijzonder druk. Er reden veel auto’s en andere voertuigen over het plein. In één van de hoeken stond ik, op dat moment nog lekker uit de drukte en lekker in de schaduw. Op een bepaald moment hoorde van rechts een ijzingwekkende gil. Direct rende ik de kant op waar deze gil vandaag kwam. Ik zag op de hoek van het Buitenhof en de Gravenstraat een tram stil staan, waar, bij de voorzijde van de tram, al veel mensen stonden. Me bewust van het feit ik mijn post had verlaten, liep ik toch door. Toen ik door de mensenmassa heen was, zag ik ter hoogte van de voorwielen van de tram het bovenlichaam van een ongeveer 70-jarige vrouw. Op dat moment realiseerde ik mij nog niet dat ik inderdaad alleen het bovenlichaam zag. Omdat ik dacht dat de vrouw tegen de tram gevallen was, ging ik direct naast haar op de grond zitten. Toen ik op de grond zat en de vrouw aansprak, vroeg zij nog of er iets gebeurd was. Op het moment dat ik antwoordde dat zij gevallen was, zag ik dat de tram met de metalen wielen over haar benen heen was gereden, ter hoogte van haar dijbenen. Met spoed vroeg ik de ambulance en de brandweer ter plaatse en vertelde tegen de meldkamer wat er was gebeurd. Om mij heen werd het steeds drukker, het leek wel of al het winkelende publiek uit het centrum van Den Haag naar het Buitenhof was gekomen. Gelukkig was er snel extra politiepersoneel ter plaatse die direct kon beginnen met het opstand houden van de nieuwsgierigen.

Toen de brandweer en ambulancedienst aankwamen raakte de mevrouw in een shock. Terwijl het personeel van de ambulance begon met de behandeling van de mevrouw, begon het brandweerpersoneel met het omhoog brengen van de tram. Dit gebeurde met een heel erg groot en sterk luchtkussen. Toen de tram hoog genoeg was, kon het bovenlichaam van de vrouw op de brancard worden gelegd. Toen de broeder van de ambulance vroeg of ik een van de benen van de vrouw wilde aangeven en ik zag dat een klein stukje van de panty van de vrouw nog niet kapot was, waardoor één been achter haar lichaam aansleepte, werd het mij even teveel. Gelukkig zag één van mijn collega’s dit en kwam hij naar mij toe. Hij is het ambulancepersoneel gaan helpen. Ik ben mij toen bezig gaan houden met het op afstand houden van het personeel.

Toen één van de omstanders erg opdringerig werd, heb ik hem enkele malen gevraagd achteruit te gaan. In deze tijd, dat mobieltjes en digitale camera’s nog niet bestonden, wilde deze man met een zeer grote camera nog even wat foto’s maken. Dit ging mij in dit geval toch echt een beetje te ver. Ik heb nog één keer gevraagd of de man uit zichzelf achteruit wilde gaan, waarna ik hem met “zachte hand” achteruit heb gezet.

De ambassade heeft enkele uren zonder eigen beveiliging gestaan. Alle politie stond iets verderop. Soms zijn er andere prioriteiten.

zaterdag 12 januari 2013

Een beetje voor Ome Jan zorgen, dat hoort erbij


Dagelijks als wij te voet door de winkelstraten van het centrum van Den Haag surveilleerden, zagen wij hem liggen. Op de harde planken van één van de vele bankjes die in deze straten waren neergezet, vaak onder een boom, zodat iedereen hier even in de schaduw uit kon rusten van een drukke middag winkelen. Een man met een grote baard en lang vuil haar dat altijd in de war zat. Zijn jas zat vol met de uitwerpselen van de door veel mensen genoemde “stadsratten”, maar door de kenners ook wel houtduif genoemd. Ome Jan, de meest bekende zwerver van het centrum van Den Haag. Na een zomer kon de jas van Ome Jan echt worden weggegooid.

Als Ome Jan door een politieagent werd aangesproken, begon hij direct te schelden, en liep steevast weg van de man of vrouw in het blauw. Vaak werd zo een gesprek aangegaan uit interesse, maar vooral uit medeleven. Ome jan was een beetje van ons allemaal. Iedere cafetaria in het centrum gaf Ome Jan wel eens een patatje of een kroketje. Het was dus niet nodig dat Ome Jan, die voor dit leven had gekozen, zijn eten uit de prullenbakken van de vele restaurants in het centrum haalde. Iedere keer als een nieuwe winkeleigenaar op de Grote Markt zijn deuren opende, kwam deze na enige tijd naar het politiebureau om zijn beklag te doen over de vieze man op het bankje voor de deur van etablissement. Zijn verhaal werd aangehoord, waarna hem met vriendelijke toon werd verteld om over “onze” Ome Jan niet meer te klagen,. Hij hoorde bij het stadsbeeld van het centrum van Den Haag.

Regelmatig liep Ome Jan als het weer wat kouder werd het politiebureau aan de Jan Hendrikstraat binnen om een bakkie leut te drinken. Liefst met veel melk en suiker, dat was dan weer goed voor zijn body, zoals hij het noemde. Hij ging dan na een uurtje weer naar buiten, was even lekker warm geworden en had voordat hij wegging nog even een thermoskan met koffie gescoord. Hij had in het bureau zijn “eigen” kan staan, met grote letters stond zijn naam erop. Deze kan werd door ons zelf niet gebruikt nadat hij grondig was gewassen, je kon maar nooit weten wat erin of eraan zat. Bij het veranderen van de jaargetijden haalde we Ome Jan naar binnen. Vaak moest dat met zachte dwang gebeuren. Hij werd dan ons in de douche gezet, waarna hij met nieuwe tweedehands kleding aan en zijn buik goed gevuld weer naar buiten ging.

Na een vakantie kwam ik weer op mijn werk en zag bij een koppie leut, na een surveillance, Ome Jan zijn thermoskan staan. Plotseling schoot mij te binnen dat ik hem die dag niet had gezien. Ook de volgende dagen kwam ik Ome Jan niet tegen. Toen ik informeerde bij één van de wijkagenten hoorde ik het onvermijdelijke, Ome Jan was overleden. Zijn thermoskan heeft nog lang op dezelfde plek gestaan. Uiteindelijk heeft ook iemand die weg gegooid.

Onze Ome Jan zal ik nooit vergeten, een oude man die vaak tegen ons liep te schelden, maar wel een goed hart had.

donderdag 10 januari 2013

Oude mensen lachen niet zoveel,
  
Oude mensen lachen niet meer zo veel, was de uitspraak van de maand van één van de studenten van de 1205. Ik zou u nog even laten weten wat het verhaal hier achter is. Het heeft op zich laten wachten, maar er hebben meerdere mensen via een d.m. om gevraagd, dus hier komt het dan.
De gemiddelde ervaring van de praktijkbegeleiders van district Zuid van de Regiopolitie Rotterdam Rijnmond is toch zeker wel dertig jaar. Dat daarbij een leeftijd hoort die ook al iets hoger is 40 jaar spreekt voor zich. Wat mijzelf betreft, ik heb een zoon waarvan de leeftijd in de bovenste helft van de twintig is. De leeftijd van onze studenten van klas 1205B varieert van 20 jaar tot en met 34 jaar “oud”. De gemiddelde leeftijd ligt dus onder die van mijn eigen zoon.
Ik surveilleerde met twee van de studenten in Barendrecht. Onze gesprekken die in de politieauto worden gevoerd gaan over de opleiding en uiteraard ook over de dingen die om ons heen gebeuren. Ook de mensen die wij op de weg zien worden daarbij ook besproken. Nu kwamen wij aanrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde. In de rijbaan waarin wij reden  stond geen auto te wachten. Wij stonden dus als voorste auto bij de stopstreep. Naast ons stond een soortgelijk busje als ons surveillancevoertuig. Het was geen politieauto, maar een busje van een bedrijf. Achter het stuur zat een vriendelijk uitziende man.
Op de bijrijderstoel naast hem zagen wij niet direct iemand zitten. Net toen wij stopten, zagen wij de rug van een dame van middelbare leeftijd. Kennelijk had zij jeuk aan haar scheenbeen of was zij haar sokken aan het ophalen. Toen de dame naar ons keek knipoogde zij vriendelijk naar mij en liet met een al even vriendelijke glimlach haar witte tanden zien. Het lukte haar door de onschuldige knipoog om mij toch enigszins verbaasd tegen mijn collega te laten zeggen: ” ze knipoogt naar me???”  De collega naast mij zei dat dat toch niet zo raar was. Tegelijkertijd keek ik weer haar richting op en zag dat zij wederom of misschien wel nog steeds, aan haar been zat te krabbelen. Weer glimlachte zij in mijn richting. De 20-jarige collega die achter in ons surveillance voertuig zat plaatste hierop de in ons groep inmiddels onvergetelijke uitspraak,  “volgens mij is er iets niet goed met haar want, oude mensen lachen niet meer zo veel.” 
Ik kon het niet laten om de 20-jarige collega even lachend op mijn leeftijd te attenderen, waarop zij de rest van de dag een stuk stiller was.
De ervaren winkeldief.


De studenten van 1205 moeten in hun eerste tertiel, dat staat voor vier periodes van vier weken, een verdachte van een strafbaar feit aanhouden en ook iets in beslag nemen, wat daar uiteraard wel vatbaar voor is. Nu is het zo dat deze aanhouding wel binnen de leerdoelen van de studenten moet vallen. Omdat de studenten pas een maand in de praktijk bezig zijn, is er eigenlijk besloten om niet direct de meest gewelddadige verdachten aan te houden.  Uiteraard zijn zij wel volledig bevoegd, maar ze zijn wel aan het leren. In district Zuid hebben we dus besloten dat zij nu wel winkeldieven kunnen aanhouden, overbrengen en invoeren.

Van de meldkamer kregen wij de opdracht om bij een grootwinkelbedrijf dat sommige mensen de grootste grossier van het land noemen, omdat daar een winkeldief was aangehouden door het beveiligingspersoneel. Wij krijgen in de melding regelmatig te horen of het een meerderjarige of een minderjarige winkeldief betreft. Nu werd er bij gezegd dat het een meerderjarige winkeldief was.

In de wachtruimte van het betreffende grootwinkelbedrijf in het winkelcentrum Zuidplein zat een volwassen boef op ons te wachten. Deze boef was inderdaad volwassen. Het betrof een man die de leeftijd van negentig jaar al behoorlijk was gepasseerd. Als je in de ogen van deze oudere bejaarde keek, zag je niets anders dan verdriet. Al snel hadden de studenten van de 1205, die de verdachte boef van de beveiligingsbeambte gingen overnemen en aanhouden, medelijden met de oude man. Ik moet zeggen hij zag er ook behoorlijk aandoenlijk uit.

Direct zei de man dat hij van zijn  AOW-tje niet veel overhield en dat hij nu echt iets te eten moest stelen omdat hij geen geld meer had. Met de plannen van het nieuwe kabinet in je achterhoofd kan iedereen zich voorstellen wat hij bedoelde. Ik moet ook zeggen dat zelfs ik geneigd was om mijn portemonnee te trekken en voor de man een biefstukje wilde kopen. Als ik dat echter bij ieder zielig verhaal dat ik hoorde zou doen, moest ik naast mijn 40 uur in de week ook nog een krantenwijk gaan lopen. De studenten keken ook met een blik vol medelijden, maar konden natuurlijk niet anders dan de man zijn rechten vertellen en hem hierna aanhouden en overbrengen naar het politiebureau Zuidplein.

Nadat de boef is voorgeleid voor de hulpofficier van justitie en aangemeld bij de recherche, wordt het schriftelijk werk afgehandeld. Eén van de dingen die wij ook doen is kijken of deze boef nog meer op zijn kerfstok heeft staan. Bij deze controle bleek al snel dat deze zielige oudere bejaarde, die van de studenten zo kon aanschuiven bij een voor Kerst rijkelijk gedekte tafel thuis, een verleden als winkeldief had dat verder terug ging in jaren dan de oudste student op dit moment van de 1205.
Ook nu bleek weer dat politiemensen, hoe ervaren ook, niet direct op hun gevoel af kan gaan.

vrijdag 4 januari 2013

Hoezo geen kruis.

 

In de tachtiger jaren was ik werkzaam in het centrum van Den Haag. Den Haag was toen echt al wel een bruisende stad en het uitgaansleven in het centrum was hard aan het groeien. Als ras Hagenees die was opgegroeid in de Schilderswijk was ik al veel gewend.

Doordat het uitgaansleven in het centrum booming was, ging het op straat door de steeds “vreemder”  geklede mensen, ook op een gewone zaterdagnacht steeds  meer lijken op een carnavalsoptocht. Lederen broeken en tanktops van leer of kant waren geen vreemde kledingstukken meer.

Nu gebeurde het op een warme zomerse zaterdagnacht dat wij in ons dienstvoertuig op het Plein in Den Haag reden. Doordat de buitentemperatuur zeer behaaglijk was, was er rond drie uur nog lekker veel publiek op straat. De sfeer was gezellig, er was nog niets ernstigs gebeurd tijdens de eerste helft van de dienst, toen wij uit de richting van het Binnenhof een man aan zagen komen lopen. De man die gekleed was in een lederen broek, een bijpassende tanktop en een zwarte lederen muts op had, zwaaide naar ons. Een dergelijk geklede man hadden zelfs wij nog niet veel gezien, maar ook als deze man onze hulp nodig had zouden wij hem dat uiteraard bieden.

Dichterbij gekomen zagen wij dat de man behoorlijk aangeslagen was. Hij gedroeg zich nogal geschrokken en keek meerdere malen achterom. Ondanks de drukte op straat zagen wij achter de man geen verdachte omstandigheden. De man vertelde ons dat hij door enkele mensen achterna gezeten werd. Zoals gezegd zagen wij geen ongewone dingen op het Plein en ook geen mensen die extra aandacht voor de man hadden. Er waren wel een aantal mensen die naar de man keken, maar die hadden net zo goed naar ons kunnen kijken.  Op onze vraag kon de man ook niet direct een groepje mensen aanwijzen die achter hem aan zouden zitten. Nadat de man ons had verteld waar hij naartoe moest, gaven wij hem het advies om voor ons uit te lopen. Op deze manier konden wij opletten dat er niets zou gebeuren.

Toen de man voor ons voertuig ging lopen en in het licht van onze koplampen kwam, begrepen wij wel dat al die mensen niet naar ons hadden gekeken maar naar de man. Hij had namelijk in zijn lederen broek geen kruis. Wij konden in het licht van onze koplampen de gehele bilpartij van de man zien. In die tijd hadden we nog geen mobieltjes of camera’s bij ons. Misschien is dat maar goed geweest ook.