woensdag 24 april 2013

Koninginnenacht ook wel Luilaknacht

Er zijn gemeenten waar de Koninginnenacht ook wel Luilaknacht wordt genoemd. Dat deze nacht doorgaans op een andere nacht wordt gevierd dan 29 april vindt men in deze gemeenten niet belangrijk. In Albrandswaard en Barendrecht is de jeugd vaak al weken bezig om zich voor te bereiden. Vroeger, toen poep nog met een lange OE werd geschreven, was het de gewoonte om op Koninginnedag, rond de klok van vijf uur in de ochtend door het dorp te fietsen met een klepperaar bij je spaken of blikjes achter je fiets. Het leuke was dan om vooral zoveel mogelijk mensen wakker te maken.

Dit is in de tijd behoorlijk veranderd. Daar waar toen fietsen werden gebruikt worden nu brommers gebruikt en het lawaai komt niet door de blikjes, maar doordat de uitlaat van de bromfiets is verwijderd. Ook de tijden zijn wat aangepast. Nu gaat men het liefst al de avond voor Koninginnedag op de brommer door het dorp. Daar zijn met de politie en de gemeente scherpe afspraken over gemaakt. Er mag voor 04.00 uur niet door het dorp worden gereden zonder uitlaat. Het voordeel is dat veel mensen dan al goed liggen te slapen en de meeste mensen iet wakker worden als de brommers langs rijden. Hierdoor is het aantal klachten de laatste jaren behoorlijk afgenomen.
Mijn verhaal van deze week gaat over één van deze zogenaamde Luilaknachten.
In de tijd dat ik nog als wijkagent in Poortugaal werkzaam was, werd ik ook regelmatig ingezet als motorrijder. Deze nacht was dus de nacht bij uitstek om als motorrijder mijn werk te doen. Veel van de jeugdige bromfietsrijders kende ik door mijn dagelijkse werkzaamheden als wijkagent en daarbij kwam ook nog dat de jeugd wist dat de meeste jeugdigen uiteraard wisten dat ik plaatselijk goed bekend was en dus alle sluipweggetjes in het dorp kende waar zij met de brommer door konden en ik met de motor dus ook.

Buiten het rijden zonder uitlaat moest de jeugd zich wel aan de overige verkeersregels houden. Denk hierbij aan het rijden zonder licht, rijden over het trottoir of het rijden met alcohol op. De politie trad daar ook altijd tegen op. De brommer van een overtreder werd in die nacht ook steevast door de gemeente tijdelijk bij de politie gestald en deze kon dan op 1 of 2 mei weer worden opgehaald. Uiteraard werden dan ook direct voor de overtredingen die waren geconstateerd bekeuringen uitgedeeld.
Tijdens deze nacht gebeurde het dat rond vijf uur in de ochtend, nadat de jeugd meerdere rondjes door het dorp hadden gereden, er een brommer aan kwam rijden die zonder licht reed. Hij kwam ook op een dusdanige wijze de bocht om rijden dat ik, terwijl ik op de motor van de andere kant kwam aan rijden, moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Direct gaf ik de bestuurder van de brommer een teken om te stoppen. Kennelijk dacht hij dat hij weg kon rijden en stoppen niet nodig was. Net nadat ik was omgekeerd zag ik hem nog net een tuinpad in rijden. Omdat ik het hier uiteraard niet bij liet zitten, zette ik direct de achtervolging in. Toen ik het tuinpad in reed zag ik dat hij een voorsprong ad van ongeveer 50 meter. Als je op een brommer rijdt is dat niet echt veel als je wilt wegrijden voor een politieman op een motor. Een slimme brommerrijder stopt dan ook gewoon, deze bestuurder deed dat niet, niet echt slim dus. Omdat hij door meerdere tuinpaden reed, was het voor mij niet mogelijk om hem in te halen en ben ik dus op korte afstand achter hem blijven rijden. Onderweg heb ik ook nog even mijn zwaailichten en het stopbord aan gedaan. Nadat hij nog een paar keer had omgekeken was het voor mij echt wel duidelijk dat hij mij had gezien en dat hij wist dat hij moest stoppen.

Toen hij uit de tuinpaden over het trottoir de weg op reed, had ik de gelegenheid om hem in te halen en mijn motor voor zijn brommer tot stilstand te brengen. De bestuurder van de brommer, waarvan ik al had aangegeven dat hij waarschijnlijk niet zo slim was door weg te rijden, was kennelijk zo erg boos dat hij deze wedstrijd van de politie had verloren, dat hij zijn helm van zijn hoofd deed en deze, onder het uitbrullen van de nodige GVD’s en andere krachttermen, tussen zijn voeten op de treeplank wilde gooien. Hij was echter vergeten om de klep van zijn helm dicht te doen. Hierdoor kwam de klep zo hard tegen de brommer dat deze in stukken door de straat vloog.

De brommer hebben wij door de gemeente laten stallen bij het politiebureau in Hoogvliet.
Toen hij enige dagen later zijn brommer kwam halen nam hij zijn papa mee. Snik, Snik, Snik en sorry, sorry, sorry dat kwam er genoeg uit. Papa was boos en vond het allemaal maar onzin. Wij vonden het ook onzin, maar dan spraken we wel over verschillende dingen. Papa vond vooral de drie bekeuringen die zijn zoon kreeg onzin en wij vonden vooral het feit dat zijn zoon niet gewoon was gestopt onzin.
We zijn het eens geworden over het feit dat we het niet eens waren.
Papa heeft nog wel geprobeerd de schade aan de brommer en de helm, die zijn zoon zelf had veroorzaakt, bij de politie terug te halen, maar dat is uiteraard niet gelukt.

donderdag 18 april 2013

Kan het nog erger? Ik hoop het niet!

Nu Koninginnedag eraan komt, schieten mij weer een aantal gebeurtenissen rondom die dag te binnen. Ze zijn niet allemaal leuk, er zijn ook verschrikkelijke dingen bij die ik nooit zal vergeten. Eén van deze gebeurtenissen deel ik vandaag met mijn volgers.

Er komt een moment bij de politie dat je de woorden uitspreekt:
“Ik denk dat ik alles al heb meegemaakt.”
De dag dat ik die woorden uitsprak zal ik nooit meer vergeten.

Het was een paar dagen voor Koninginnedag en ik surveilleerde met Rob. Rob is een collega die lange tijd bij de verkeerspolitie heeft gewerkt en had besloten om weer “in het district” te gaan werken. Omdat het met meldingen behoorlijk rustig was, en we nog niet veel meldingen hadden gekregen, zaten we in een aangenaam gesprek. We hadden het over de dingen die we allemaal al hadden meegemaakt. De eerste dingen die je dan te binnen schieten zijn vaak ook de meest gruwelijke en aangrijpende ervaringen.

Er zijn meerdere collega’s die hun ervaringen, ook op dit gebied, al in verhalen en boeken hebben gedeeld, en daar staan meerdere aangrijpende ervaringen tussen.
Nadat we enkele van deze verhalen, en uiteraard ook leuke gebeurtenissen, hadden gedeeld, sprak ik de voor mij onvergetelijke woorden uit:”Ik denk dat ik alles al heb meegemaakt. Gelukkig nog niets ernstigs met kinderen.” Had ik het maar nooit gezegd, denk ik regelmatig.

Dat jaar werd Koninginnedag op 29 april gevierd, 30 april was namelijk op zondag. Het was een echte Koninginnedag, de zon scheen en het was denk ik zo’n 25 graden. De mensen waren gezellig en er waren nog geen onregelmatigheden gebeurd.
Op deze Koninginnedag kregen wij van de politiemeldkamer de opdracht te gaan naar de ----straat, waar een aanrijding met letsel was gebeurd. Samen met een andere eenheid gingen wij zo snel mogelijk naar de genoemde straat. Toen wij aankwamen zag ik gelijk onze andere eenheid al staan. Het eerste wat mij opviel was een kinderschoentje dat onder dat surveillancevoertuig lag. De schrik sloeg mij om het hart en de moed zakte mij direct in de schoenen. Ik dacht gelijk terug aan de enige dagen eerder door mij uitgesproken woorden. Omdat het van dat mooie weer was en op de plaatselijke braderieën veel mensen waren, waren er heel veel mensen die stonden te kijken. Voor het surveillancevoertuig zag ik een auto staan van een bekend Duits merk, waar een kind voor lag van ongeveer 10 jaar. De collega’s waren al druk bezig om eerste hulp te bieden aan dit kind. Naast de auto stond een jongeman van begin twintig, de bestuurder van de auto bleek later. Je kon zien en ruiken dat hij al feest had gevierd. Het personeel van de inmiddels ter plaatse gekomen ambulance ontfermde zich direct over het slachtoffer, waarna de collega’s de bestuurder meenamen naar het politiebureau. Omdat de aanrijding nagenoeg voor de woning van het slachtoffertje had plaats gevonden, was de familie al snel ter plaatse. Gelukkig kwamen er nog meer collega’s, zodat het publiek op afstand gehouden en de familie opgevangen kon worden. Toen ik de ambulance instapte om voor de moeder van het slachtoffertje te informeren hoe het ging, zei de broeder dat ze met spoed naar het ziekenhuis zouden gaan. Even later ben ik ben met de moeder naar het ziekenhuis gereden. Daar aangekomen werd al snel duidelijk dat haar zoontje het niet had gehaald.
In het kader van slachtoffer opvang zijn wij nog enige tijd bij de moeder in ziekenhuis gebleven, waarna wij haar naar huis hebben gebracht.
Later die avond op het politiebureau knakte ik. Ik heb eerst mijn vrouw gebeld, waarna ik met een glas water en een collega van het BedrijfsOpvangTeam in gesprek ben gegaan. 
Toen die avond mijn dienst erop zat, heb ik één van mijn vrienden, die zijn verjaardag vierde, nog gefeliciteerd, maar heb geen feest gevierd.

Koninginnedag heeft voor mij sinds die tijd niet meer dezelfde betekenis. De komende Koninginnedag ben ik weer aan het werk. Nu bij de braderie in Oud Charlois. De laatste keer dat ik bij een Koninginnedag op die braderie aan het werk was, was in 2009. Op die dag besloot er iemand met zijn auto op de bus af te rijden in Apeldoorn. Ook die dag was voor veel mensen een drama.

Als mijn studenten aan mij vragen wat ik allemaal al heb meegemaakt, is dit wel een van de dingen die ik vertel. Ik zeg er ook altijd bij dat ook ik waarschijnlijk nog niet alles heb meegemaakt. Als zij mijn verhalen aanhoren kunnen ze dat bijna niet geloven. Na dit verhaal vallen zij nogal eens stil en realiseren zij zich vaak dat het werk van een hulpverlener soms verschrikkelijk kan zijn. Daarom vertel ik meestal direct hierna een leuker verhaal. Ik laat hun ook weten dat zij heel erge dingen zullen gaan meemaken, en dat zij zich op het ergste wat zij kunnen bedenken niet kunnen voorbereiden.

maandag 15 april 2013

De cowboys deel 2: het reetje


Mijn vorige verhaal ging over hoe wij bij politie soms dieren moeten vangen. Het vangen van een koe en een kudde schapen zijn natuurlijk slechts voorbeelden. Enige tijd geleden heb ik ook al geschreven over mijn ervaring met een “kattenvrouwtje”. Sinds enige tijd hebben we bij de politie ook de afdeling dierenpolitie. Zij doen vooral veel meldingen met betrekking tot verwaarloosde dieren. We worden ook nogal eens opgeroepen als het gaat over aangereden dieren. Een van deze meldingen wil ik met u delen.
In de tijd dat ik bij de gemeentepolitie Spijkenisse werkte, hebben we nog samengewerkt met de landgroep Bernisse/Rozenburg van de Rijkspolitie. Als echte stadsjongen was het platte land voor mij wel even wennen. Ik was al overgestapt van de grote stad Den Haag naar de kleinere gemeente Spijkenisse, dan ook nog werken in de polder Bernisse was een schok, waarvoor ik wel enige tijd nodig heb gehad om van bij te komen. Bij deze omgeving hoorde dus ook een bepaald soort meldingen.
We hadden net de auto van de vorige bemanning overgenomen toen ik, samen met Leo van de Rijkspolitie, de melding kreeg dat er langs de weg, tussen Zuidland en Oudenhoorn, een aangereden reetje lag. Omdat wij niet wisten of het dier slechts gewond was of al was overleden reden wij toch een beetje door. Ik vecht liever met een grote vent dan dat ik een dier zie lijden, dus als het reetje slechts gewond was, hadden we een beslissing moeten nemen of wij het uit zijn lijden zouden helpen. Toen we ter plaatse kwamen zagen we het dier tussen wat struiken liggen. Ik moest direct aan Bambi denken, het was een reekalf van ongeveer 40-50 centimeter groot.
Het beestje was ondertussen overleden.
We hebben het reetje in de auto gelegd en zijn naar een poelier gereden. Deze poelier heeft het beest gewogen, waarna werd uitgerekend wat het bij de verkoop van het vlees op zou brengen. Dit bedrag wordt op een rekening gestort, waarna de eigenaar van de auto die door de aanrijding schade heeft op gelopen dit bedrag eventueel als vergoeding kan krijgen.
Omdat ik dit nog niet eerder had meegemaakt en eigenlijk wel eens wilde weten hoe wild, en dus met name reevlees, zou smaken, vroeg ik aan de poelier of hij misschien nog wat biefstukjes had liggen. Nadat ik de twee biefstukjes had betaald zijn wij onze weg vervolgd.
Toen ik thuis kwam was mijn vrouw naar haar werk. Tegen mijn toen 8-jarige zoon zei ik dat ik een lekker stukje vlees had. Uiteraard wilde hij weten wat voor vlees dat dan wel niet was. Ik zei dat hij eerst maar moest proeven, want zo’n stukje vlees had hij nog nooit gegeten. Omdat ik zelf ook nog niet wist hoe het zou smaken heb ik voor de zekerheid maar extra veel aardappeltjes gebakken, als hij het vlees niet lekker zou vinden, zou hij in ieder geval nog aardappels met groente eten.
Ik zei tegen mijn zoon dat ik na het eten zou vertellen wat voor bijzonder stukje vlees hij had gegeten.
Na het eten zei hij dat hij het wel lekker had gevonden, maar hij wilde ook gelijk weten wat voor bijzonder stuk vlees hij dan had gegeten.

Ik vroeg hem alleen maar: ” Ken je Bambi nog?”

Het duurde slechts een seconde of vijf, waarna hij behoorlijk kwaad werd en vroeg of ik wel helemaal bij mijn verstand was. Bambi kon je toch niet opeten. Uit nijd heeft hij zijn toetje niet opgegeten en heeft de hele avond bijna niets meer tegen me gezegd. Toen ik hem instopte en zei dat ik van hem hou, zei hij: ” Papa ik ook van jou.”

maandag 8 april 2013

De cowboys deel 1

De politie wordt regelmatig gebeld met betrekking tot loslopende dieren. In mijn tijd bij de gemeentepolitie in Den Haag heb ik, buiten de vlooien, luizen, kakkerlakken en andere onbeschrijflijke klein ongedierte dat in vuile woningen onbedoeld onder je schoenen bleef zitten of die, voordat je uit deze woningen vertrok, een schuilplaats zochten in je kleding, heb ik slechts een papegaai gevangen die bij iemand op het balkon zat. Anders werd dat toen ik in Spijkenisse ging werken.
Op een nacht surveilleerde ik met Theo in het normaal zo rustige Spijkenisse. Wij waren net weer ingestapt nadat we bij één van de  plaatselijke snackzaken waren gestopt om een warme nachtelijke maaltijd op te halen, toen we door de meldkamer werden opgeroepen en ons werd gevraagd naar de Markenburgweg te gaan. Dat we net onze warme maaltijd hadden opgehaald konden de collega’s van de meldkamer uiteraard niet weten. Onderweg naar de Markenburgweg, die langs het Hartelkanaal ligt en waar normaal midden in de nacht, vlak bij een begraafplaats, niemand is, vroegen we ons af wie de melding van loslopende schapen doorgegeven kon hebben.
Terwijl we de bocht omreden de Markenburgweg op, zagen we tot onze verbazing dat er een kudde van ongeveer 25 schapen losliep. Om te voorkomen dat de schapen de bebouwde kom in zouden lopen of erger nog, dat zij het talud op zouden klimmen, de Hartelweg op, dan zouden er ongelukken gebeuren, moesten we snel handelen. Ik pakte achter uit de auto de altijd aanwezige sleepkabel en maakte een lasso. Als een volleerd sheepboy kroop ik op de motorkap van de auto en terwijl Theo rustig naar het voorste schaap reed, probeerde ik deze met de lasso te vangen. Uiteraard lukte dit niet, maar niet geschoten is altijd mis. Na een half uur tevergeefs gooien met de lasso, kwam de eigenaar van de schapen ook helpen. Hij ging bij het hek staan, schudde met een emmer met Biks, de schapen kwamen aanrennen en vlogen bijna uit de bocht om hun wei in te gaan.
Ik had geoefend met een lasso, dat kwam een paar maanden later, toen ik met Piet surveilleerde bij Poortugaal en er een koe op de Albrandswaardsedijk liep. Toen we aan kwamen rijden, keek de koe ons aan of we van Mars kwamen en besloot om vandaag maar eens niet opzij te gaan. Nu ziet een koe in de wei er niet zo heel groot uit, maar als je naast een koe staat blijkt die toch verbazingwekkend groot te zijn. De Albrandswaardsedijk werd door deze robuuste koe dusdanig geblokkeerd dat er aan alle twee de kanten ondertussen al een paar auto’s stonden te wachten. De omstanders waren blij met onze komst en verwachtten dat wij dat varkentje, sorry koetje, wel even zouden wassen en het de weg even vrij zouden maken. Nu zijn Piet en ik beiden gewone stadse jongens, en ondanks dat ik al eens had geprobeerd om schapen te vangen en Piet vroeger bij de Rijkspolitie had gewerkt, was een koe toch een ander verhaal.
We durfden wel de koe bij de horens te vatten en dachten dat we haar op deze manier wel even van de weg af konden trekken. Op dat moment kreeg ik spontaan heel veel respect voor die mannen die in een rodeo-arena van een paard af springen en een koe omgooien, waarna zij dat beest binnen vijf seconden bij de enkels hebben vast gebonden.
De omstanders vonden het waarschijnlijk toch wel een beetje eng om tegen de kont van de koe te duwen want niemand wilde ons even helpen. Nu zijn wij ook niet tegen de kont van de koe gaan duwen, blijft toch een beetje een vies idee.
Toen het, ik zou bijna zeggen uiteraard, niet lukt om het beest op deze manier van zijn plaats te krijgen, heb ik weer het sleeptouw achter uit de auto gehaald. Een lasso kon ik al maken dus dat was zo gedaan. Na een paar pogingen lukte het ons het touw om de horens van de koe te doen. Toen wij samen aan het touw trokken, lukte het ons wel om de koe zijn kop te laten draaien. Ze was zelfs genegen om haar hele lichaam om te draaien. Ze besloot wel om nog steeds niet van de weg af te gaan. Omdat we niet wisten van welk stukje gras de koe was gekomen, konden we ook geen eigenaar bereiken. Ik had met schapen natuurlijk al ervaren dat een eigenaar van een stuk vee vaak meer voor elkaar krijgt dan een politieman die wel een grote vent tegen de vlakte krijgt, maar met een koe of schaap meer moeite heeft.
Eindelijk zag ik na een kwartier een man aan komen lopen met een emmer in zijn handen. U begrijpt al wat er gebeurde. Ook de koe zag de man met de emmer en liep, onder luid applaus van de omstanders, achter de man aan een weitje in.
Of het de koe om het applaus te doen is geweest weet ik niet, ik vond het ook niet belangrijk. We hebben de man met de emmer met voer bedankt en zijn verder gegaan.
Een emmer met Biks hoort nog niet tot de standaard uitrusting van een politievoertuig, maar misschien moeten we er toch eens over nadenken.