dinsdag 8 juli 2014

Ik ben er niet trots op, maar het gebeurde.

Het is al weer enige tijd geleden dat ik een verhaal op mijn blog heb geplaatst. Door meerdere van mijn volgers is mij gevraagd waarom dat is. Het enige antwoord dat ik dan kan geven is dat ik het met de studenten erg druk heb. Gelukkig zijn er meerdere collega’s die een blog hebben, dus zijn er altijd wel verhalen te lezen over het wel en wee van de gebeurtenissen van de politie. Ik vond echter wel dat ik aan de vraag van mijn volgers moest voldoen, dus heb ik weer een van de dingen die mij zijn bij gebleven aan het papier toe vertrouwd. “Ik ben er niet trots op, maar het gebeurde.” Na een melding van een mishandeling in de Schilderswijk van Den Haag, ging ik samen met een collega naar de opgegeven straat. Het was midden in de zomer, nog vroeg in de avond en ongeveer 25 graden. Doordat de regen in de middag behoorlijk uit de lucht was gevallen, was de luchtvochtigheid hoog, waardoor het nog veel warmer en benauwder aanvoelde. In de straat werden wij aangesproken door een man die een zakdoek tegen zijn neus hield waar het bloed al rijkelijk doorheen was gekomen en die een behoorlijk dik oog had. Wij zagen dat de huid rond zijn oog tijdens ons gesprek almaar dikker en blauwer werd. Hij was daar kennelijk goed geraakt. Nadat wij de man op zijn eigen “Haagse” wijze hadden laten uittieren, vertelde hij dat hij zojuist ruzie had gehad met een buurman. De ruzie was weer eens, zoals zo vaak bij een burenruzie, om “niets” gegaan. De dader van deze mishandeling had naar een programma op de televisie zitten kijken, waarvan hij kennelijk niets mocht missen, en vond dat er voor de deur van zijn benedenwoning teveel herrie werd gemaakt door de spelende kinderen. Hij was hierop naar buiten gekomen en had de kinderen op niet mis te verstane manier voor rotte vis uitgemaakt. Hij had hier behoorlijk veel woorden bij gebruikt die vooral op het Haagse leesplankje staan. Toen het slachtoffer hier iets van had gezegd, vond de man die een gedeelte van zijn tv-programma had gemist dit toch wel te ver gaan en was de mishandeling het gevolg. Nadat het slachtoffer de deur van de dader had aangewezen, belde mijn collega aan. Ik kon door het raam van de benedenwoning naar binnen kijken en zag op ons aanbellen een man uit zijn luie stoel op staan. Naast de stoel stond een kratje bier waarin bijna op geen enkel flesje meer een kroonkurk zat. Aan de manier waarop de man naar de gang liep was duidelijk te zien dat hij de open flesjes had leeggedronken. Direct toen hij opstond begon hij te schelden alsof zijn leven ervan af hing. Toen de deur open ging nam de man door zijn grootte en breedte bijna de gehele deuropening in beslag. Achter hem stond zijn vrouw. Nadat de deur open was gegaan begon de dader ons op de hierboven genoemde Haagse wijze de huid vol te schelden. Hij kwam echter niet naar buiten. Hij liet nog wel weten dat hij echt niet naar buiten zou komen en dat wij de woning niet in mochten. Hierop gooide hij de deur weer dicht. Weer belden wij aan, waarop hij zijn scheldkanonnade vanachter het raam voortzette. Toen wij voor de derde keer aanbelden deed zijn vrouw de deur open en werden wij van twee kanten uit gekafferd. Ook zij liet ons weten dat wij niet naar binnen mochten en dat haar man echt niet mee ging. Ondertussen hadden wij via de portofoon gehoord dat de dader er niet voor schroomde om geweld tegen de politie te gebruiken. Omdat deze man echt mee moest naar het politiebureau, hadden wij enkele collega’s ter plaatse laten komen om ons te helpen bij de aanhouding. Een chef van dienst was ook onderweg. Deze moest namelijk de machtiging tot binnen treden komen brengen. Nadat de chef met de machtiging was gearriveerd besloten wij nogmaals aan te bellen. De man en de vrouw in de woning hadden ondertussen begrepen hoe de vork in de steel zat. Toen de vrouw de deur wederom had open gedaan en wij, door haar getier en gefoeter heen, hadden uitgelegd dat wij nu, ook zonder haar toestemming, naar binnen zouden gaan, werd ik, als voorste collega, door haar direct vol in mijn noten geschopt. Mijn instinctieve reactie was om direct uit te halen, waardoor de vrouw achterover viel de gang in en wij met zijn allen de woonkamer in renden. Na een heftige vechtpartij werd de man in de boeien afgevoerd naar het politiebureau. De inboedel van de woning liep hierbij de nodige schade op, dat werd later gezien als bijkomende schade die door het gedrag en geweld van de man was veroorzaakt. Toen ik enkele maanden later wederom naar dit adres werd gestuurd om een burenruzie te beslechten, was het eerste wat de “mij voor mijn noten schoppende” vrouw zei dat zij door mij niet geholpen wilde worden. Ik had haar namelijk geslagen. Hierop ben ik met mijn collega weer ingestapt en zijn wij weggegaan. Mij is altijd geleerd dat een man een vrouw niet slaat. Mijn ouders vertelde mij dat al toen ik op de kleuterschool zat. Ik heb dat nog steeds hoog in mijn vaandel staan. Maar hier is toch weer het bewijs dat het spreekwoord “een uitzondering bevestigd de regel” op waarheid berust. Ik ben er niet trots op, maar soms reageert iemand instinctief.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten